5 minuten #79 – Doug Stanhope
Doug Stanhope trad op in Toomler. Doug Stanhope is een comedian en Toomler is een komedieclub. Tot zover gaat alles goed.
Ik ken Doug Stanhope dankzij Micha Wertheim, die een fragment van een show van Stanhope had uitgekozen toen hij, Wertheim, Zomergast was. Wertheim was ook in Toomler, Hans Teeuwen ook en nog een hoop cabaretiers die ik wel herkende maar waarvan ik zo 1, 2, 3 niet zou weten hoe ze heten. Was er een bom ontploft in Toomler, dan viel er in Nederland voorlopig weinig te lachen.
Bij Stanhope viel er heel veel te lachen, alles was goed doordacht – nou ja, ik ga hier geen recensie schrijven. Het mooie is dat die gast al weet ik hoe lang bezig is en nog steeds in zo’n kleine kelder speelt voor, wat zou het zijn, tweehonderd man? Hij gaat door zonder dat hij grootschalig doorbreekt.
Het was hem zelf ook opgevallen. Stanhope vertelde dat er in Amerika elke week wel iemand ergens zijn excuses voor aanbiedt, voor een ondoordachte uitspraak of een uit zijn verband gerukte tweet. Hij daarentegen maakt de grofste grappen over alles inclusief de Holocaust en nooit heeft iemand hem gevraagd om zijn excuses aan te bieden, wat er volgens hem op duidt dat hij behalve door die kleine trouwe fanschare niet gehoord wordt.
Toen ik naar buiten ging stond Doug Stanhope voor de deur. Hij rookte een sigaret en sprak met zijn fans. In het voorbijgaan zei ik: ‘thanks, it was nice’. Hij zei ‘thank you’ en wilde volgens mij nog iets zeggen, maar ik liep door. Vlak daarna moest iedereen lachen. Ik denk dat hij een grap over mij had gemaakt. Ik neem hem dat niet kwalijk, hij meent het niet kwaad.
TOELICHTING
Dit is niet bepaald de sterkste ‘5 minuten’ ooit, maar ik laat het toch allemaal staan. Dat zijn de regels en wie weet gaan jullie dan Doug Stanhope opzoeken en vinden jullie hem ook leuk en dan heeft het allemaal toch nog zin gehad.
Ik geef wellicht een verkeerde indruk; Doug Stanhope is niet superobscuur. Wie een beetje thuis is in Amerikaanse komedie zal hem ongetwijfeld kennen. Ik ben zelf nauwelijks thuis in komedie. Ik heb ooit geprobeerd me erin te verdiepen en kwam erachter dat de meeste comedians niet grappig zijn. Dan is de lol er snel af.
Met het risico een karikatuur van mezelf te worden, sluit ik af met een supermarktverhaal. Het gebeurde eigenlijk niet in de supermarkt, maar op weg ernaartoe. Ik haalde mijn linnen tasje uit mijn jaszak en er viel een muntstuk van vijf cent uit (hierna ‘stuiver’ genoemd, al weet ik niet of je die dingen sinds de euro wel zo mag noemen). Mijn eerste gedachte was: gewoon doorlopen. Noem me verwend, maar ik buk niet voor een stuiver, ook omdat ik vroeger als kind altijd dolblij was als ik geld op straat vond en waarom zou ik de kinderen van nu hun pleziertjes misgunnen?
Voor mij liepen gearmd een jongen en een meisje. Ze keken om toen de stuiver de stoep raakte en toen wist ik het niet meer. Als ik zou doen alsof ik niets in de gaten had, dan zouden zij mij er misschien op wijzen dat ik iets had laten vallen. En dan? Zou ik het niet oprapen, dan zouden ze denken dat ik het de moeite niet vind. Dan ben ik een verwende klootzak en bovendien een milieuvervuiler – die stuiver is in mijn ogen immers afval. Zou ik bukken, dan ben ik een armoedzaaier.
Dan maar een armoedzaaier. Het meisje maakte een grapje, ze zei: ‘haha, Zwarte Piet is vroeg dit jaar.’ Ik lachte uit beleefdheid. Haar vriend (die zwart was, iets waar ik op dat moment gelukkig niet bij nadacht, het was allemaal al ingewikkeld genoeg), lachte ook maar dan omdat hij het echt grappig vond, of omdat hij nog verliefd was.
Er is een nieuwbrief (abonneer), er komt een boek (bestel) en hier is een stukje Doug S. (met ondertiteling voor de Spaanstaligen onder ons).