De fatbike en de wiskundeleraar

Toen ik thuiskwam stond er een fatbike in het halletje. Hij paste maar net, je moest je erlangs wurmen. Ik droeg geen winterjas. Het is zomer. Dat was mijn redding.

Ik moet bekennen dat ik niet wakker lig van fatbikes. In Amsterdam, waar ik woon, moet je dat niet hardop zeggen. Iedereen haat fatbikes, op de mensen die een fatbike hebben na. Dat laatste is een veronderstelling. Ik weet dat niet zeker. Ik praat niet met fatbike-eigenaren.

Mensen die er verstand van hebben zeggen dat het levensgevaarlijk is dat kinderen op fatbikes rijden. De fatbikes gaan te hard, het kinderbrein kan de gevaren niet inschatten. Daar komen ongelukken van.

Ik ben tegen ongelukken en zou heus graag zien dat de fatbike uit het straatbeeld verdwijnt, maar vergeleken met de scooters die we eerst hadden vallen ze erg mee. Ze zijn een stuk smaller en je krijgt er geen longkanker van als je achter ze staat bij het stoplicht.

Auto’s haat ik wel, maar die haat mag ik niet toelaten van B die eigenlijk A heet. De haat maakt mij geen leuker mens, vindt zij. Daar heeft ze gelijk in.

Ik ging naar de supermarkt en moest opnieuw langs de fatbike in het halletje. Ik constateerde dat de fatbike niet zomaar lukraak was neergezet. Alle deuren die op het halletje uitkomen konden open en je kon ook de trap op. De fatbike moest van een wiskundeleraar zijn, of van een binnenhuisarchitect, of iemand anders die goed is met kleine ruimtes.

De wiskundeleraar van mijn brugklas heette meneer Tip. Als kind had hij zijn hand in een machine gestoken. Hij kon de gevolgen niet overzien en verloor enkele vingerkootjes. In het Engels zit daar een grap in, maar meneer Tip gaf geen Engels, hij gaf wiskunde.

Als we een proefwerk hadden en iemand vroeg wat precies de bedoeling was bij vraag 6, dan zei meneer Tip: ‘Je moet doen wat je goed lijkt.’

Het is een prima advies. Als iedereen zou doen wat hem goed leek, dan waren er minder fatbikes op de weg. En minder auto’s, maar daar zal ik het niet over hebben.

Zelfs als je deed wat je goed leek kon je een onvoldoende halen bij meneer Tip. Soms is wat goed lijkt fout. De maatschappij is gebaat bij iemand die onze keuzes tegen het licht houdt.

Toen ik terugkwam van de supermarkt trof ik de eigenaar van de fatbike in het halletje. Ze was bij de buren op visite geweest. Ze verontschuldigde zich voor het ongemak.

Meneer Tip sprak ik jaren geleden op een schoolreünie. Wiskunde gaf hij niet meer; hij deed iets met computers. Hij had gedaan wat hem goed leek en het beviel hem uitstekend.

Stukjes in je mailbox ontvangen? Het kan.