De terroristen
Mijn kamer is vol mensen. Ik lig op bed. Ik weet niet wie deze mensen zijn of wat ze in mijn kamer doen. Ik heb ze niet uitgenodigd. Met hun armen maken ze wilde gebaren; er moet iets zijn dat hen opwindt. Ik zie hun monden bewegen, maar ik hoor hun stemmen niet. Ik hoor alleen hoe mijn bloed door mijn aderen vloeit.
Het laatste wat ik mij herinner is dat ik bij het opendraaien van een pak melk niet de klik voelde die je normaal gesproken wel voelt. Het pak was al open geweest. Ik had dat niet gedaan. Het was een nieuw pak melk. Net gekocht. Automatisch moest ik aan de terroristen denken. Na het rugzakverbod stapten ze over op bestelbusjes en nu overal betonblokken en bloembakken waren geplaatst hadden ze weer iets nieuws bedacht.
De melk rook gewoon naar melk. Ik schonk een glas vol. Wit en romig; er was niets mis met die melk. Ik pakte het glas op en goot het leeg in de gootsteen. Daar had ik direct spijt van. Op deze manier kregen de terroristen precies wat ze wilden. Ik zette het pak aan mijn lippen en nam een paar flinke teugen. Dat zou ze leren.
Ik word opgetild en neergelegd op een ander bed. Het is hard en koud. Ik wil dit niet. Over het plafond wandelt een kruisspin, heel chill, alsof er niets aan de hand is. Hij heeft dit waarschijnlijk vaker meegemaakt. Het stelt mij niet gerust.