Geen gewone Nederlander
Ik zat in mijn eentje in de bioscoop. Niet in de zin van ‘zonder vrienden’, maar letterlijk in mijn eentje; er was niemand anders. Dat bood mogelijkheden. Ik kon dingen doen die je niet doet als er mensen bij zijn. Hardop praten bijvoorbeeld.
‘Hallo,’ zei ik. Het ha-gedeelte slikte ik in, alleen ‘llo’ was hoorbaar, maar heel zacht. Dat was niet expres. Het is kennelijk zo onbehoorlijk om in een bioscoop te praten, dat ik mezelf automatisch censureerde.
Ik probeerde het opnieuw: ‘Hallo.’
Dat ging al beter.
‘Hallo.’
‘Hallo?’
‘Hallohallohallo.’
‘Hoi.’
‘Hallo.’
‘HALLOOO!’
Nadat Sybrand Buma de overtuiging dat ik een gewone Nederlander was eerder deze week al hevig aan het wankelen had gebracht, was dit het laatste zetje. Ik was compleet de weg kwijt. De gewone Nederlander zat waarschijnlijk in Pathé bij een of andere blockbuster. De hardwerkende Nederlander was aan het werk. Tenzij hij boos thuis zat omdat de werkschuwe uitkeringstrekker zijn baan had ingepikt.
De film heette La helada negra. Het ging over een boerengemeenschap in Argentinië waar een meisje aan was komen waaien. De mensen in de boerengemeenschap vonden het een apart meisje. Toch mocht ze blijven. Sindsdien ging het een stuk beter met de boerengemeenschap. Het meisje leek op Aukje van Ginneken. In Argentinië was het elke dag mooi weer.