5 minuten #3 – Petakkie

wandelende takIk at bij een vriendin (couscous) en het gesprek ging over wandelende takken. Hoe we erop kwamen weet ik niet meer. Ik weet wel meer niet. Wat ik bijvoorbeeld niet wist, of niet zéker wist, was of een mail van een vriend aan mij echt verstuurd was of dat ik dat had gedroomd. Hij schreef dat hij een wandelende tak had, genaamd Petakkie. Dat is grappig, want er is ook een wielrenner die zo heet, alleen schrijf je dan Petacchi. Alessandro Petacchi won in 2010 de groene trui in de Tour de France en wandelende takken zijn ook groen, dus het is zelfs dubbel grappig.

Ik whatsappte de vriend. Het verhaal van Petakkie bleek waar te zijn. Petakkie zat lekker in zijn vaas.

Op Wikipedia stond dat elke wandelende tak een psg-nummer heeft. Ik vroeg mijn vriend naar het psg-nummer van Petakkie. Hij dacht dat het over Paris Saint Germain ging, dat op dat moment op de televisie aan het verliezen was van Chelsea (het gaat nu ineens over voetbal.)
Conclusie: toeval bestaat, en zo niet, dan is er toch op zijn minst een god.

Op Wikipedia stond ook dat wandelende takken niet hoeven te paren om kinderen te krijgen. Ze kunnen onbevlekt bevallen. Ik stelde me Maria voor als wandelende tak, maar dat kon ze niet geweest zijn. Als wandelende takken onbevlekt bevallen krijgen ze altijd een meisje en je kan veel van Jezus zeggen, maar niet dat hij een meisje was.

Petacchi (de wielrenner) werd vandaag overigens vierde in de Scheldeprijs.

Met wandelende takken kan je niet lekker knuffelen. Vandaag zag ik in de supermarkt twee oude mensen. Ze kibbelden geroutineerd met elkaar, alsof ze nooit anders deden. Die knuffelen vast ook niet meer. Sommige mensen zijn net wandelende takken en God schiep de mens naar zijn evenbeeld, dus misschien klopt het toch, dat van Maria.

RECENSIE
Ik moet zeggen dat ik het een alleraardigst stukje vind. Er zit zowaar enige samenhang tussen de verschillende alinea’s (dat vind ik een pre) en je steekt er nog wat van op ook. Kennis, daar draait het om in het leven. Kennis en liefde. Veel meer vraag ik niet.

In de eerste zin staat per ongeluk een leugen. We aten helemaal geen couscous, we aten risotto. Ik was in de war. Vandaag at ik couscous. Veel te veel zelfs, ik ben er nog steeds een beetje misselijk van. Voor het verhaal maakt dat allemaal weinig uit.

De zin ‘toeval bestaat, en zo niet, dan is er toch op zijn minst een god’ lijkt vanwege het woordje ‘conclusie’ dat eraan vooraf gaat erg belangrijk. Dat is schijn. Ik bedoel er niets mee. Het is een loze zin, een tussenwerpsel, een ‘lekker weer vandaag, hè?’ tegen je buurvrouw omdat het ongemakkelijk is om te zwijgen wanneer je je fiets op slot zet terwijl zij de stoep veegt of vice versa (al komt dat laatste nooit voor. Ik veeg de stoep nooit. Ik vind het wel gezellig, bloesem op de stoep, maar ook weer niet zó gezellig dat ik het jammer vind dat de buurvrouw de stoep wel veegt. Ze doet maar.)

Tot slot: ik schreef vroeger altijd ‘kan’. Tegenwoordig heb ik een lichte voorkeur voor ‘kun/kunt’, maar ik zie dat ik hierboven nog steeds ‘kan’ gebruik. Misschien wordt het ooit beter en anders doe ik het er maar mee.

Wat was dit? Hier leg ik het min of meer uit.