5 minuten #39 – mannen met baarden
Ik werk tegenwoordig op een nieuw kantoor. Dat wil zeggen, op een ander kantoor dan voorheen. Het kantoor zelf is helemaal niet nieuw. Sterker nog, het ligt midden in de Jordaan dus tel uit je winst, qua nieuw.
Hoewel het kantoor dus niet nieuw is, is het er wel heel erg leuk en tegenover het kantoor zit een barbershop. Ik dacht dat barbershop een ander woord was voor kapper, maar het blijkt iets anders te zijn. Een beetje anders althans. Ze knippen er baarden. Elke keer als ik naar buiten kijk terwijl ik wacht op een geniale ingeving, dan kijk ik er recht naar binnen.
Er werkt een man met een baard (uiteraard) en van die bretels die Torre Florim van De Staat ook draagt. De klandizie is flink en bestaat uit, nou ja, uit mannen met baarden dus. Eerst wast Torre de baard met shampoo en dan spoelt hij het uit en dan gaat hij de boel met een piepklein schaartje bijpunten en dan betaalt de man met de baard (niet Torre maar de klant) heel veel geld (denk ik) en dan loopt hij tevreden naar buiten.
Ik trek dat slecht, maar dan echt heel slecht. Ik probeer er niet naar te kijken, maar het gaat net als bij horrorfilms op het moment dat de man met het mes de trap op loopt terwijl drie onschuldige meisjes in hun onschuldige meisjeskamer een liedje van Britney Spears staan te karaokeën. Je wilt niet kijken en je doet je handen voor je ogen maar dan spreid je je vinders en doe je één oog open en dan zie je het toch en dan kun je die avond niet slapen. Dat laatste heb ik nu niet, ik slaap prima, maar dat neemt niet weg dat ik er geen woorden voor heb.
TOELICHTING
Niet dat ik wil beweren dat ik ver op de troepen vooruit loop als het op mode aankomt – dat is namelijk niet zo, ik loop op zijn best een paar kilometer achter de troepen aan en meer waarschijnlijk ben ik ergens rond de millenniumwisseling van de troepen afgedwaald en zwerf ik sindsdien door de jungle in een ver, vreemd land, waar ik mezelf in leven houd met vijgen en apenhersens (hebben ze vijgen in de jungle?) –, maar ik had dus al een baard voordat het in de mode was.
Niet zo’n heel lange baard, hoor. Na een week of twee, drie scheer ik hem altijd weer kort. Nooit kaal. Dat is geenszins wegens modebewustzijn. Wanneer ik me glad scheer krijg ik altijd uitslag en omdat ik liever haartjes dan rode bultjes heb, scheer ik me met een tondeuse op standje 1. En dat dan niet te vaak, want dat vind ik de moeite niet. Inmiddels ben ik gewend aan mijn stoppels, dus vermoedelijk blijf ik ermee rondlopen tot in den dood.
Op zich vind ik het prima dat mensen met de mode meegaan. Maar op een of andere manier walg ik van die baardmannen. Waarschijnlijk omdat alles wat ze doen van buitenaf wordt bepaald. Het zijn speelballen van de commercie, zoals dat heet. Als Brad Pitt of weet ik wie er tegenwoordig invloed heeft op dat soort gasten morgen zegt dat het cool is om paardenbloemen in je oorschelp te kweken en je fietszadel te verruilen voor een zak c-merk kroepoek, dan doen ze dat.
De laatste jaren ben ik vrij ruimdenkend geworden. Als iemand me afsnijdt met zijn bestelbusje dan schreeuw ik niet meer tegen de bestuurder dat hij dood moet. Ik lach vriendelijk en hoop dat hij beter leert rijden en nog lang en gelukkig leeft. Nu ik over die baardmannen schrijf snap ik ook niet zo goed waar die diepe minachting vandaan komen, maar als ik het voor mijn ogen zie gebeuren voelt het alsof vier volwassen mannen met ijzeren staven een vriendelijk omaatje in elkaar slaan.
Nou ja. In 2015 is de hype vast voorbij en dan gaat die barbershop failliet en dan komt er iets anders. Een speciaalzaakje in paardenbloemenzaad en goedkope kroepoek of zo.