5 minuten #50 – Hein van der Ree

man met gitaarGisteren had ik een interview met Sue the Night. Dat is niets bijzonders, ik heb zo vaak interviews, zij het meestal niet met Sue the Night.

Ik heb haar vaak zien optreden. Bij de Rob Acda Award in Haarlem, als sidekick bij Cirque Valentine bij NH Pop Live, in mijn lievelingscafé ter wereld De Nieuwe Anita, als gastmuzikant bij de cd-presentatie van Tommy Ebben, op de Popronde, bij de Grote Prijs van Nederland en recent op Noorderslag. Sue is nu 31 en eindelijk heeft ze iets bereikt dat je ‘succes’ zou kunnen noemen. Haar single The Whale was Megahit op 3FM, ze speelt deze zomer op de mainstage van Best Kept Secret en zalen van formaatje Rotown trekt ze aardig vol.

Tussen de regels door, als bijzin eigenlijk, vertelde ze te hopen dat ze de kosten voor haar laatste album eruit kan halen. Ze maakte zich een klein beetje zorgen. In de zomer stoppen de zanglessen die ze geeft. Normaal gesproken neemt ze dan een baantje in een winkel, als kleding- of schoenenverkoper geloof ik. Deze zomer wordt dat lastig, omdat ze zoveel moet optreden.

Alles met een lach, hoor. Geen greintje wrok te bespeuren. Maar toch. Dit is de situatie waarin veel min of meer succesvolle muzikanten zich begeven. Wist ik natuurlijk wel. Vorig jaar schreef ik voor HP/De Tijd over ‘sappelende poldermuzikanten’. De Gelogeerde Aap (van Boef), Tommy Ebben (heb je hem weer), Eefje de Visser, Peter te Bos van Claw Boys Claw, allemaal hebben (hadden) ze (bij)banen nodig om rond te kunnen komen. Zelfs de grote Extince had het in een interview vorige week nog over ‘de eindjes aan elkaar knopen’.

En dan is er zo’n gast bij Buma/Stemra, de directievoorzitter nota bene, die het allerbeste met dit soort muzikanten voor zou moeten hebben, en die gaat nu in beroep tegen het besluit van (inmiddels ex-)Staatssecretaris Fred Teeven om zijn jaarsalaris terug te brengen van vierenhalve ton naar 179.000 euro.

Dan ben je dus echt niet helemaal goed.

TOELICHTING
Het spijt me, maar dit moest me van het hart. In veel bedrijfstakken zijn salarissen van vierenhalve ton misschien normaal. Daar lachen ze om de ministernorm. Maar dit is de muziekwereld. Die hele scene leeft van de liefde en de lucht. Met zijn vijven in een busje naar Maastricht om in een zaaltje dat volledig draait op vrijwilligers voor twintig man te spelen waarvan er zeventien niet eens opletten, voor een gage waarvan je niet eens je benzine kunt betalen. Van die andere drie bezoekers zijn er twee recensent voor een of andere lokale website met acht bezoekers per dag, die de hoop koesteren ooit recensies te mogen schrijven voor het grote OOR, bekend van de smeekbedes van Herman Finkers.

Mocht het ze ooit lukken, dan krijgen ze voor zo’n recensie welgeteld 22 euro – ook de meeste muziekjournalisten moeten er iets naast doen om rond te kunnen komen. En ook dat is helemaal niet erg, we hebben plezier en we leven nog, maar dat die wereldvreemde debiel van een Hein van der Ree, want zo heet hij, die verdorie het gezicht zou moeten zijn van de hele scene, daar geen fuck van begrijpt en dat hij denkt dat hij gaaf en belangrijk genoeg is om drie koophuizen per jaar te verdienen, daar word ik ontzettend boos van. Zeg maar gerust: woedend.

En ik had het allemaal misschien wel mooier kunnen verwoorden als ik een beetje beter mijn best had gedaan, maar iemand met die moraal verdient geen mooie woorden. Die verdient, weet ik veel, een leven lang verplicht roze koeken eten met Rain Down On Me van Kane in een eeuwig repeat op volume 10. En van de auteursgelden krijgt hij geen cent. Die gaan voor de volle honderd procent naar Dinand & co.