De heldhaftige redding van het verwarde meisje (en wat als ze een jongen was geweest?)
Onderweg van de ene kroeg naar de andere kwam er een meisje naast me lopen dat zei dat ze me in de gracht ging duwen. Ze leek het een fantastische grap te vinden. Op de brug probeerde ze me over de reling te werken. Ik geloof niet dat het menens was, maar als ik niet had tegengestribbeld had ik wel degelijk in die gracht gelegen. Ze zei dat ik een knap gezicht had. Ik keek naar het hare. Haar ogen stonden alle kanten op. Toch voelde ik me gevleid. Een mannenhand is snel gevuld.
Ze ging mee de kroeg in, alsof ze bij ons hoorde. Wij vonden dat prima. Zo’n avond was het. We waren met velen en het was volstrekt onduidelijk wie wie kende en waarvan en dat deed er ook niet toe.
In de kroeg raakte ze aan de praat met een man die zeker 25 jaar ouder was. Het was het gesprek van de nacht. Niet het gesprek tussen het meisje en de man maar het gesprek over dat gesprek. Iedereen had het erover. Consensus: die man was niet pluis en dat meisje moest beschermd worden.
Vrienden van de man zeiden dat hij niets kwaads in de zin had, dat hij heus niet voornemens was dat meisje naar zijn nest te tillen. Zij was mooi; ze had een lief gezicht, blonde krullen en een lang slank lijf met alles erop en eraan. Hij niet.
Ik geloofde best dat zijn vrienden dachten dat hij niets van plan was. Ik geloofde dat die man dat zelf ook dacht, maar vier bier verder kunnen de kaarten heel anders liggen. Dan ga je anders oordelen en gebeuren er dingen die niet zouden moeten gebeuren.
De barman werd gewaarschuwd. De taxi kwam eraan. Een meisje dat gewerkt had en nog tamelijk helder over de dingen na kon denken, vergezelde haar naar huis. De opluchting was groot. Er was een ramp voorkomen.
Het gekke, bedacht ik later, is dat het andersom nooit zo gegaan was. Had er een mooie jongen van een jaar of dertig gedrogeerd in die kroeg gezeten en was hij versierd door een tot leven gewekt Botero-standbeeld, dan hadden we dat gewoon laten gebeuren. Dan hadden we geproost als hij achter op haar fiets was gesprongen, ons verkneukelend aan het idee dat hij zich dood zou schrikken als hij de volgende dag naast haar wakker zou worden.