De jas in de hooiberg
Op een muziekfestival in Utrecht was B. het nummertje van haar jas kwijtgeraakt. De medewerkers bij de garderobe waren erg vriendelijk. Ze vroegen een omschrijving van de jas. De kleur, de lengte, wat er in de zakken zat. Sleutels, een ov-chipkaart. Het hoofd van de garderobe ging op zoek.
Het was een hele opgave. Het verhaal van de speld en de hooiberg, alleen zat deze hooiberg vol met spelden en wist het garderobehoofd maar half hoe de speld die ze zocht eruitzag. Een uur later was de jas niet gevonden.
B. had herhaaldelijk gevraagd of ze zelf even mocht kijken. Dat mocht niet, omdat het niet mocht.
Weer twee uur later was de jas nog steeds niet gevonden. B. bedacht ineens dat haar medicijnen in haar jaszak zaten. Het hoofd van de garderobe beloofde dat ze extra goed haar best zou doen.
We zochten het hogerop. De bedrijfsleider stond ons met een glimlach te woord. Ze vond het een vervelende situatie. Dat van die medicijnen noemde ze ‘extra vervelend’. Helaas was zij niet bevoegd om een bezoeker achter de balie van de garderobe toe te laten. Er was niemand aanwezig die wel bevoegd was. Ze mocht ons een drankje van het huis aanbieden. Ook kon ze een klachtenformulier halen.
We vroegen wat er kon gebeuren als B. zelf haar jas zou zoeken. Niks, zei de bedrijfsleider. Het was nu eenmaal tegen de regels. Buiten was het tegen het vriespunt. Het regende. B. moest van het station in Amsterdam naar huis fietsen. Een huis waar ze niet in kon. Op een fiets die op slot stond. Misschien kon ze het klachtenformulier onder haar T-shirt steken tegen de kou.
We besloten nog één nachttrein te wachten. Dat was ons geluk. De jas werd gevonden. Net binnen de vier uur. Er was zowaar tijd over voor een kop thee op het station.
Op het festival hadden veel artiesten zich uitgesproken tegen Donald Trump. De tirades werden met gejuich ontvangen. Het gaat erom dat we lief zijn voor elkaar, zei Guy Blakeslee alias Entrance. Minstens zo belangrijk is dat we niet vergeten zelf na te blijven denken.