Etnisch geprofileerd
Kort na de grensovergang tussen Bosnië en Kroatië werden onze tassen etnisch geprofileerd. Het waren zwarte tassen met een sportief uiterlijk. De bus werd door de politie staande gehouden. Er waren zes passagiers: een bejaarde dame, drie meisjes van rond de 25 die niet bij elkaar hoorden, B en ik. De agenten maakten een praatje met de chauffeur en diens assistent, die enigszins van slag was omdat wij onze tickets niet hadden uitgeprint. Het praatje klonk mij in de oren als was er niets aan de hand. Het bagageluik werd geopend. De assistent van de chauffeur riep iets. Het meisjes dat het dichtst bij ons zat vertaalde dat naar het Engels. Of de eigenaren van de zwarte tassen naar buiten wilden komen. We deden wat ons gevraagd werd. We openden onze tassen. Met een zaklamp beschenen de agenten de inhoud. Kleding, boeken, een tandenborstel. De agenten deden moeite hun teleurstelling te verbergen.
‘They didn’t find the drugs’, zei ik toen de bus weer reed. Het meisje dat Engels sprak moest lachen. Het was niet uit beleefdheid, ze leek het werkelijk grappig te vinden. Dat stemde mij tevreden, maar de gedachte dat het zaakje stonk liet mij niet los. Waarom werden onze tassen gecontroleerd, en de glimmende rolkoffers van de meisjes en de dame niet niet? Het lijkt me sterk dat het beleid is. Zodra criminelen erachter komen dat zwarte sporttassen steevast de lul zijn, zullen ze hun illegale handeltjes in glimmende rolkoffers gaan verpakken. Spoedig zal de politie bemerken dat er geen smokkelwaar meer onderschept wordt en dat het aantal glimmende rolkoffers in bagageruimen van bussen enorm is toegenomen. Een snuggere agent zal uitrekenen dat één en één twee is. Op den duur ontstaat er een evenwicht. Het is dan om het even welk type tas je opent; de kans op smokkelwaar is altijd even groot. Hier was meer aan de hand.
B en ik waren in iets meer dan een week tijd van Nederland via Turkije, Bulgarije, Servië en Bosnië naar Kroatië gereisd. Mogelijk had dat verdenking gewekt en was de politie door de douanier ingelicht. De agenten hadden aan de chauffeur gevraagd welke tassen van de Nederlanders waren en die lafaard had zijn mond voorbij gepraat. In de sector personenvervoer bestaan geen beroepsgeheimen.
De douanier had niet naar de stempels in onze paspoorten gekeken. Wel haalde hij de paspoorten door een sleuf, op de manier zoals wij tot voor kort met onze pinpassen deden. Daar verlang ik nog dagelijks naar terug. Contactloos pinnen is mij te vluchtig. Ik heb behoefte aan fysiek contact. Het geeft – mogelijk ten onrechte, maar daarom niet minder prettig – een gevoel van controle. Die andere methode, dat je het pasje in het apparaat steekt en het daar moet laten zitten tot alle handelingen verricht zijn, is mij te omslachtig. Te houterig ook. Ik mis die vloeiende beweging van de klassieke manier. Vroeger was alles beter.
Ter zake: hoe wist de douanier dat wij al die landen bezocht hadden? Kreeg hij onze reisbewegingen op zijn scherm te zien? Staat alle informatie op een chip en zijn die vrolijke stempels er enkel voor de vorm? Is dat erg? Als het op privacy aankomt ben ik vrij naïef. Van het geld dat we met de cocaïnesmokkel verdiend hebben, zijn we uitgebreid uit eten geweest bij een vegetarisch restaurant.