Het eerste en vermoedelijk enige avontuur van Mark het konijntje dat elke dag jarig was
Er was eens een klein, schattig, zacht konijntje dat Mark heette.
Vandaag was het een bijzondere dag voor Mark, want vandaag was het zijn verjaardag.
Maar eigenlijk was het helemaal geen bijzondere dag. Mark was namelijk elke dag jarig.
Dat zat zo: toen Mark nog kleiner en nog schattiger en nog zachter was, kwam hij tijdens een wandeling in het bos een tovenaar tegen. Zoals iedereen was ook de tovenaar dol op kleine, schattige, zachte konijntjes. Daarom mocht Mark een wens doen. Hij wenste dat hij elke dag jarig was. Elke dag cadeautjes en elke dag worteltaart met extra veel van dat lekkere witte glazuur; dat leek Mark wel wat.
‘Komt in orde,’ zei de tovenaar. Hij nam zijn toverstaf stevig vast en fluisterde allemaal vreemde woorden die Mark nooit eerder gehoord had.
De tovenaar zweette ervan en zijn gezicht liep rood aan. Het duurde allemaal ontzettend lang. Net toen Mark zijn geduld begon te verliezen, schreeuwde de tovenaar het uit. Daarna borg hij zijn toverstaf weer op.
‘Zo,’ zij hij, ‘Het is gelukt.’
‘Nou, bedankt,’ zei Mark. Zielsgelukkig huppelde hij naar huis.
De volgende dag was er een groot verjaardagsfeest. Alle vriendjes waren gekomen. Mark kreeg ontzettend veel cadeautjes en hij likte al het witte glazuur van de worteltaart, net zolang tot hij er misselijk van werd.
De ochtend erna voelde Mark zich nog steeds niet helemaal lekker. Toen hij eindelijk zijn bed uit kwam zaten zijn ouders aan de ontbijttafel. Ze droegen feestmutsen. De kamer was versierd met slingers.
‘Gefeliciteerd met je verjaardag!’ schreeuwden Marks ouders.
Opnieuw kwamen alle vriendjes en opnieuw likte Mark zoveel glazuur van de worteltaart dat hij bijna moest kotsen. De dag erna gebeurde het opnieuw en de dag erna weer en zo ging het nu al honderd dagen lang. Mark wilde dat hij de wens nooit had gedaan. Hij vond het helemaal niet meer leuk om jarig te zijn.
Mark had moderne ouders. Daarom heette hij Mark. Normale konijnen heten Pluisje of Stampertje. Mark is meer een naam voor een profvoetballer of een gitarist of een minister-president.
Omdat zijn ouders zo modern waren, gaven ze Mark verantwoorde cadeautjes. Meestal kreeg hij nieuwe sokken en af en toe een bordspel, zoals ganzenbord of mens-erger-je-niet.
Mark hield niet van spelletjes.
‘Spelletjes kosten alleen maar tijd,’ zei hij tegen zijn ouders, ‘en je leert er niets van. Je kunt beter een goed boek lezen.’
Mark kon natuurlijk helemaal niet lezen, daar was hij te jong voor. De waarheid was dat hij niet goed tegen zijn verlies kon. Daarom hield hij niet van spelletjes.
Vandaag regende het zo hard dat Marks vriendjes allemaal hadden afgezegd voor het verjaardagsfeestje. Daar was hij blij om. Zijn ouders zaten in de woonkamer en speelden een spelletje. Mark zat alleen in zijn slaapkamer. Hij verveelde zich dood.
Ineens hoorde hij een stem.
‘Wat doe jij daar?’ vroeg de stem.
Mark schrok er een beetje van, maar omdat hij behalve klein en schattig en zacht ook stoer en dapper was, liet hij daar niets van merken.
‘Wie zei dat?’ vroeg Mark.
‘Ik,’ zei de stem.
Het was een erg mooie stem, heel vriendelijk en warm maar toch ook wijs. Het leek wel de stem van een koningin.
‘Wie is ik?’ vroeg Mark.
‘Ik,’ zei de stem. ‘Het kussen.’
Mark keek naar zijn kussen, dat op zijn bed lag. Tot zijn verbazing zag hij dat het kussen een mond had, en ook ogen en oren en een neus.
‘Ik wist niet dat kussens konden praten,’ zei Mark.
‘Er zijn ook heel veel mensen die niet weten dat konijntjes kunnen praten,’ zei het kussen. ‘En toch kan het. Anders zou dit een heel gek verhaaltje zijn.’
Daar had het kussen gelijk in, vond Mark.
‘Ben je soms een koningin,’ vroeg hij.
‘Nee, ik ben een kussen,’ zei het kussen. ‘Dat had ik al gezegd. Je moet wel een beetje opletten.’
‘Dat is waar,’ zei Mark, ‘maar je stem klinkt als de stem van een koningin.’
‘We kunnen spelen dat ik de koningin ben,’ zei het kussen.
‘Dat is goed,’ zei Mark.
Hij pakte het kussen van het bed en legde het op een stoel.
‘Dat is je troon,’ zei hij.
‘Bedankt,’ zei het kussen. ‘Maar als ik de koningin ben, wil jij dan de koning zijn?’
‘Dat kan toch niet,’ zei Mark. ‘Ik ben maar een konijntje.’
‘Dan ben ik wel de koning,’ zei een stem.
‘Wie is dat nou weer?’ vroeg Mark.
‘Ik ben het,’ zei de stem. ‘De stoel.’
Nu zag Mark dat de stoel ook een mond had gekregen, en ook ogen en oren en een neus.
‘Dat is goed,’ zei Mark. ‘Jij bent de koning.’
Maar toen zei hij: ‘Wacht eens even. Als jij de koning bent, en het kussen is de koningin, dan ligt de koningin nu dus boven op de koning!’
‘Dat vind ik helemaal niet erg,’ zei de stoel.
‘Gezellig juist,’ zei het kussen.
Ze begonnen te giechelen. Mark snapte niet wat er zo grappig was. Het gegiechel deed hem op de een of andere manier denken aan zijn ontmoeting met de tovenaar.
Toen ze klaar waren met giechelen zei het kussen: ‘Wil jij de prins zijn, konijntje?’
‘Liever de prinses,’ zei Mark. Hij had een keer in een plaatjesboek gezien dat prinsessen hele mooie jurken dragen.
‘Oké,’ zei de stoel, ‘Jij bent de prinses. Dan is het nu de vraag wat we gaan doen.’
‘Ik heb zin om een wandeling te maken,’ zei het kussen.
‘Dat doen we!’ riep Mark enthousiast. Maar ineens keek hij teleurgesteld.
‘Wat is er?’ vroeg de stoel. ‘Waarom kijk je zo sip?’
‘We kunnen niet wandelen,’ zei Mark. ‘Het regent.’
‘Dan gaan we een potje mens-erger-je-niet doen,’ stelde het kussen voor.
De stoel vond het een goed idee.
‘Maar ik hou niet van spelletjes,’ zei Mark.
‘Dan heb je pech,’ zei de stoel. ‘Want ik ben de koning en je moet doen wat ik zeg.’
Ze speelden vier potjes. Het eerste potje werd gewonnen door het kussen, het tweede potje door de stoel, het derde potje ook door de stoel en het vierde potje weer door het kussen.
‘Ik vind er niets aan om met jullie te spelen,’ zei Mark. Hij smeet het kussen terug op zijn bed.
Toen was het kussen weer gewoon een kussen en de stoel was weer gewoon een stoel.
Die avond aten Mark en zijn ouders worteltaart. Mark likte het witte glazuur van de taart tot hij misselijk was. Daarna ging hij naar bed. Hij droomde dat het niet meer regende. In zijn prinsessenjurk maakte hij een wandeling in het bos. Daar kwam hij de tovenaar tegen. Mark vroeg de tovenaar of hij de betovering wilde verbreken. Dat wilde de tovenaar wel. Hij haalde zijn toverstaf tevoorschijn en begon ermee te zwaaien. Hij fluisterde weer van die vreemde woorden, maar dit keer begreep Mark precies wat de tovenaar zei. Toen de tovenaar begon te schreeuwen schrok Mark wakker. Zijn bedje was helemaal nat, alsof hij erin had geplast. Nadere inspectie leerde dat het geen plas was. Het leek meer op het glazuur van een worteltaart. Mark likte het allemaal op. Hij werd er niet misselijk van.