Het muggenvernietigingsplan
Toen ik acht jaar oud was bedacht ik een plan om alle muggen in de wereld uit te roeien. Al snel verwierp ik het; mijn plan was volstrekt immoreel. Muggen zijn niet intrinsiek slecht. Dat gezoem en gebijt is misdadig, maar wie draagt de schuld? De muggen zelf? Hun ouders? De maatschappij? Er was weinig kennis op dit gebied. Wilde ik iets voor elkaar krijgen, dan moest ik hier mijn levenswerk van maken. Daar had ik dus mooi geen zin in. Ik kocht een klamboe en dat was dat.
Mijn plan bestond alleen in mijn hoofd. Ik heb er geen letter van op papier gezet. Toch moet het uitgelekt zijn. De kranten kopten dat de insectenpopulatie het afgelopen decennium met vijfenzeventig procent was afgenomen. De nieuwsberichten die bij die koppen hoorden waren een stuk minder stellig. Zo werkt dat. Het ging om een kleinschalig en niet per se representatief onderzoek. Toch geloof ik dat er inderdaad minder insecten zijn dan vroeger. Je kon je chocolademelk geen minuut op de tuintafel laten staan of er verzoop wel een vlieg in. Dat schijnt een prettige dood te zijn, maar misschien geldt dat alleen voor mensen in water. De hoofdverdachte van de grootschalige insectensterfte is trouwens niet chocolademelk. Het is de landbouw. Het zal eens niet.
Ik merk dat het mij ontroert om hierover te schrijven. Er rolt een traan over mijn wang. Ik veeg hem weg en kijk naar mij vinger. Het was geen traan. Het was een mug. Die is nu dood. Net goed.