In Spanje #5 – astronauten in Madrid
De leukste plek in Madrid, voor zover je dat kunt beoordelen in drie dagen waarvan je een aanzienlijk deel van de tijd met koorts in bed hebt doorgebracht, is een pleintje bij een marktgebouw aan de rand van de wijk La Latina. Er wordt gevoet- en gebasketbald, geluierd, gelachen, geflirt. Indische mannen verkopen clandestien Mahou Clásica-biertjes voor een euro. Vrijwilligers verzamelen de lege blikjes in met graffiti versierde kliko’s. Passanten die door de kijkgaten naar ons kijken, veranderen in verbaasde astronauten; grapje van de kunstenaars die de binnenkant van de muren mochten beschilderen. Alsof het nog niet fantastisch genoeg is, schijnt de zon zich een ongeluk.
Even verderop is het winkelcentrum. Ook daar komen de mensen voor hun plezier. Althans, dat denken ze. Ze hebben haast en mopperen, iedereen loopt iedereen in de weg, het gezeul met de tassen maakt de warmte van de zon ondraaglijk. De gekochte spulletjes lijken de pijn nauwelijks te verzachten. Toch is het stervensdruk. Er moet gekocht worden, de verleidingen zijn niet te weerstaan. Van alle kanten schreeuwen de logo’s je tegemoet.
In de eerste jaren van de middelbare school heb ik een korte periode gekend waarin merkkleding belangrijk was. Mijn T-shirts waren van skate- en surfmerken. Ocean Pacific, Oxbow, O’Neill, No Fear. Ik had nog nooit gesurft had en ook niet geskatet. Mijn broek was een Levi’s 501, mijn schoenen Adidas. Nike vond ik stom. Hun uithangbord heette Michael Jordan, de beste basketballer van de wereld. Ik had niets met basketbal en nog minder met de beste van de wereld. Ik viel ook toen al voor de underdog, of onderduck, zoals Ruud Gullit het zo mooi kon zeggen.
Rond mijn zestiende stopte ik met merkkleding. Ik draag het wel, maar het is niet belangrijk. Bijna alle kleding is van een merk. Ik ga geen moeite doen om kleding zonder merk te vinden. Ik bezit twee jasjes van Le Coq Sportif. Ik had nog geen jasje en het was koud. Vanwege een opruimingsactie kreeg je de tweede gratis. Ze gaan niet kapot, daarom heb ik ze nog steeds.
Ik heb het idee dat ik dit al eens eerder geschreven heb. Dat overkomt me vaker. Ik weet niet precies wat ik opgeschreven heb en wat enkel gedacht zonder het op te schrijven. Zojuist liep ik in de Marqt, een winkel voor een betere wereld waar ze vlees verkopen. Ik kan dat niet rijmen, een betere wereld en vlees. Telkens als ik in de Marqt ben, denk ik daaraan. Maar heb ik het al eens opgeschreven?
Een jaar of drie geleden ontdekte ik een merk waar ik sindsdien fan van ben. Het merk heet Sketchers. Ze maken schoenen met felle kleuren. Niet per se mooie kleuren, maar kleuren zijn kleuren. Dat is al heel wat in deze grauwe wereld. Waarom verven we onze huizen niet groen en blauw en roze? Waarom loopt iedereen in grijs en wit en zwart? Wie is daarmee gediend?
Ik draag mijn Sketchers niet vanwege de kleuren, maar omdat ze lekker lopen. Nooit had ik schoenen die beter om mijn voet passen dan Sketchers. Ze zijn bovendien ontzettend licht. Het is alsof je geen schoenen aan hebt maar dan veiliger; je kunt gerust in glas of een punaise stappen.
In Madrid vroeg een jongen naar mijn schoenen. Hij zei dat hij veel pijn had en liet een litteken op zijn enkel zien. Hij droeg Nikes. Dat hielp niet. Ik raadde hem mijn schoenen van harte aan. Hij zei dat hij ze ging kopen. Het bleef een uur langer licht dan de dag ervoor. Pas veel later kwamen we erachter dat de zomertijd was ingegaan.
Dat was Spanje. Ik ben weer thuis. Deze zestiendelige seriekomt hiermee vermoedelijk tot een eind. Er is ook een nieuwsbrief, die bij nader inzien misschien niet nieuwsbrief, maar stukjesbrief zou moeten heten. Wordt misschien vervolgd.