Lazarus
Wanneer de bevolking van een stad zich massaal opsluit duurt het ongeveer een week tot de wilde dieren de stad overnemen. Dat weten we nu. De wilde dieren kwamen precies op tijd; we stonden op het punt gek te worden van al het nieuws over de ziekte en daar waren ze. Een zeeleeuw inspecteerde de rolluiken van een Argentijnse sigarenboer. Een slank hoefdier stak netjes bij het zebrapad een weg over in het Noorden van Japan. Coyotes poseerden als influencers bij de Golden Gate Bridge. Een kudde langharige geiten marcheerde langs een handwerkwinkel en een tattooshop gespecialiseerd in Keltisch vlechtwerk. Mijn favoriete filmpje kwam uit Zuidoost-Azië, ik geloof dat het Bangkok was. Een katachtig roofdier waarvan beweerd werd dat het sinds 1984 niet meer gezien was slenterde zonder blijk van verwondering over het asfalt, alsof hij daar elke middag liep.
Uitgestorven gewaande dieren die toch nog blijken te bestaan worden Lazarussoorten genoemd, naar de Bijbelse figuur Lazarus, die vier dagen na zijn overlijden uit de dood opstond. Een prestatie groter dan die van Jezus Christus, zou je zeggen, want dat waren maar drie dagen en bovendien was Lazarus de eerste die deze truc uitvoerde, dus je kunt je afvragen waarom iedereen zo druk doet over Jezus Christus. Het antwoord is dat het Jezus Christus was die Lazarus tot leven wekte.
In mijn tuin uitte de crisis zich door een toename van het aantal vogelsoorten. Naast de gebruikelijke eksters, merels, houtduiven, gaaien en roodborsten verschenen er vogels die ik moest googelen. De muisachtige scharrelaars bleken heggenmussen. Het zwart-witte paartje dat een liefdesnest bouwde in een conifeer werd witte kwikstaart genoemd. Een vogel met een zwart Hitlerkapsel heette zwartkop. Ook was er een elegant bruin vogeltje waarvan ik vermoedde dat het een tuinfluiter was, maar dat volgens een vriend die er verstand van heeft net zo goed een fitis of een tjiftjaf kon zijn. Je kon het verschil niet zien, alleen horen. Het vogeltje zweeg.
Hoe meer vogels er opdoken, hoe hongeriger ik werd. Wat begon als een voorzichtige interesse veranderde al snel in een fascinatie en toen ik wekenlang niets anders gedaan had dan uit het raam staren, moest ik toegeven dat ik verslaafd was geraakt. Telkens als ik iets zag bewegen leefde ik op, om teleurgesteld te constateren dat het gewoon de merel was die ik al zo vaak had gezien, of erger nog, een windvlaag.
Op een ochtend werd ik wakker van gefluit. Dus toch een tuinfluiter, dacht ik. Ik schoof het gordijn opzij. Op het grasveld stond een zoogdier dat ik niet eerder had gezien. Hij leek nog het meest op een hert, maar dan kleiner en een beetje verfrommeld, alsof een reusachtig wezen van een normaal hert een prop had willen kneden, maar voor hij goed en wel begonnen was door iets of iemand was afgeleid en het erbij had gelaten, zoals dat nu eenmaal gaat.
Ik opende het raam en vroeg wat het dier daar deed. Je wist maar nooit, zo nu en dan komen er sprekende dieren in mijn verhalen voor. Het hert keek mij aan alsof ik niet goed bij mijn hoofd was. Daarna rende hij weg. Ik trok mijn trainingsbroek aan en liep de tuin in. Op het gras lag een flyer. Koop de wasdrogers van Miele, stond erop. Dat zijn de beste wasdrogers. Echt waar hoor. Ik verscheurde de flyer. De snippers gingen in de prullenbak. Niet bij het oud papier, de flyer verdiende het niet gerecycled te worden.
Op internet zocht ik het hert op. Het bleek een pudú. Die komen alleen in Zuid-Amerika voor. Ze trekken alles uit de kast om je dingen aan te smeren die je niet nodig hebt. Daar trap ik dus mooi niet in. Ik droog mijn kleren gewoon met de hand.