Praatje tentoonstelling Verakrant – januari 2014
U zult mij waarschijnlijk niet kennen. Ik kan het uitleggen. Ik heb net als jullie een verleden met de Verakrant. Niet, zoals de meesten van jullie, als medewerker. Ik was een stille fan. Ik was het jongetje linksvoor in de klas, aan het bureau van de leraar, waarvan je, als je nu naar de klassenfoto kijkt, geen flauw idee meer hebt wie het is en waarom hij in vredesnaam op de foto staat.
In die hoedanigheid, als fan, schreef ik voor HP/De Tijd een column over de Verakrant toen bekend werd dat het doek zou vallen. Aan de vele reacties op die column merkte ik dat er heel veel jongetjes en meisjes linksvoor in de klas bestonden. Mensen die in stilte hadden genoten, zonder dat ooit kenbaar te maken. Zou je een groepsfoto maken van iedereen in wiens leven de Verakrant een rol heeft gespeeld, dan staat die foto vol met stille kindertjes linksvoor in de klas.
Ik spreek hier namens mijzelf, maar ook namens al die stille kinderen. Ik heb niemand gehoord die daar tegen was – dat is het voordeel van stille kinderen.
Mijn column voor HP/De tijd ging over het Verakrant-gevoel. Ik had ik het over de verstikkende inktgeur, legde een link met de verdwenen suikerbietenfabriek en constateerde dat Groningen langzaam al haar kenmerkende geuren kwijt aan het raken is. Dat was een beetje pathetisch wellicht, maar als rode draad voldeed het uitstekend. En dat van die geur klopte wel degelijk.
Ik haalde de Verakrant altijd uit die houten bak die hier voor de deur stond. Volgens mij lekte die een beetje, of mensen vergaten hem dicht te doen, al kan ik me dat niet voorstellen want die doffe knal van de sluitende bak was onderdeel van de totaalbeleving van de Verakrant.
Hoe het ook zij, ik had regelmatig een nat krantje. Dan legde ik hem thuis op de kachel te drogen. Ondertussen deed ik iets studenterigs, een tosti maken bijvoorbeeld, en als die tosti klaar was, dan was het krantje droog. De geur van de inkt bleek altijd sterker dan die van de tosti. Mijn hele kamer rook ernaar.
Ik besefte toen al dat die inkt mij voor altijd aan mijn tijd in Groningen zal herinneren. Dat is echt zo. Ik woon nu in Amsterdam en daar krijg ik wel eens een flyer in mijn handen gedrukt van het een of het ander, meestal iets met organisch voedsel of benefietyoga aan het strand voor een beter milieu of wereldvrede of oversteekplekken voor zwangere egeltjes met suikerziekte. Om eerlijk te zijn lees ik die flyers nooit. Ik ruik er alleen aan. Dan moet ik altijd aan Vera denken.
Er schreven mensen voor de Verakrant met enorm veel kennis van zaken en een grote toewijding. Van hen leerde ik over muziek. Van de verhaaltjes die me aanspraken noteerde ik de concertdata in mijn agenda en ging dan soms wel en vaker niet wegens geen geld en een kater.
Omdat de opmaak van de Verakrant nogal, hoe zeg ik dat vriendelijk?, nogal ‘eigenzinnig’ was, liepen rubrieken soms in elkaar over en zat ik voor ik het wist te lezen in de El-Series over Baseball of American Football of weet ik welke sport waarvan ik de namen van de clubs alleen kende van petjes die een paar jaar daarvoor in de mode waren.
Op een gegeven moment las ik alle rubrieken. Ik had een vrij opmerkelijke volgorde van lezen. Ik begon namelijk bij het begin en las dan bladzijde voor bladzijde, tot hij uit was. Het begon met het voorwoord van Pepr, met de nieuwe bevestigingen en de verrichtingen van het voetbalteam DIO 4. Ik had geen idee wie Pepr was. Peter Weening kende ik wel natuurlijk. Dat was een held omdat hij allemaal gave bands programmeerde en omdat hij Kane had geweigerd, wat ik tegenwoordig gewoon ter kennisgeving aan zou nemen maar toen vond ik dat niet minder dan een heldendaad.
Pepr vond ik gaaf omdat hij zo lekker nooit een blad voor de mond nam. Ik was dus twee keer fan van dezelfde persoon zonder dat ik dat zelf doorhad.
Verderop in het blad had je de grote zaal concerten, de downstage, de Johanzcoop, Verhip een strip, de Doodsreutels waarvan ik tot op de dag van vandaag niet begrijp waar het over ging maar wat ik wel altijd grappig vond, Hartkramp, de strips van The Fearless Cartooneer, al die andere rubrieken die ik vergeten ben.
Als ik terugdenk aan mijn studententijd, dan zie ik mezelf op een te kleine tweedehandsbank met een schimmelende pan spaghettisaus op de salontafel, de tv aan en de radio ook en dan de Verakrant lezen.
Dat de Verakrant moest stoppen doet dan ook een beetje pijn. Maar het was onafwendbaar. Te weinig geld, te veel internet.
Veel mensen zullen het ritueel missen.
Muzieknieuws, de agenda, dat krijg je nog steeds wel mee. Maar de rest niet. Dan heb ik het niet eens over de geur, maar over al die rubrieken die ik net noemde. Ik weet tegenwoordig niets meer van strips en films, omdat het me net niet genoeg interesseert om er zelf naar op zoek te gaan. Dat is denk ik de grootste tekortkoming van het internettijdperk. Maar dat is weer een ander verhaal.
Waarschijnlijk is het het beste om erin te berusten. We moeten verder. Overmorgen begint Eurosonic. Er zullen mensen komen. Jonge mensen, van de volgende generatie. Mensen die nog nooit of bijna nooit in Vera zijn geweest. Zij zullen hier Royal Blood zien en Circa Waves. Die bands zullen misschien uitgroeien tot hun idolen, hun Sonic Youths, hun At The Drive-Ins. Ook zonder Verakrant zal dat gebeuren. Ze weten niet beter, ze kennen het Verakrantgevoel niet, en ze zullen ze gelukkig worden. Om met Vera-icoon Meindert Talma te spreken: het worden sappige sinaasappels.
Laat mij zingen. Het is een tekst van Meindert Talma. Ik kan niet zingen, maar dat lijkt me in dit geval geen enorm bezwaar. Wees niet bang. Het duurt niet lang.
De dingen beginnen en houden ook weer op.
Maak je niet druk, leg je hoofd niet in een strop.
Ik lees mijn boek en ik drink mijn blikje bier.
Het is maandag en de Verakrant bestaat niet meer.
Dank u wel.
De foto komt van vera-groningen.nl en is gemaakt door Marc de Krosse