Puppyschurft
In de hoek waar de piano staat zit een naaktslak tegen het behang geplakt. Ik vrees het ergste. Of nou ja, het kan altijd erger natuurlijk, maar ongeveer zeven jaar geleden heb ik enige tijd flinke overlast gehad van die beesten. Het was kort na het weekend dat ik met honden kon communiceren. Dat staat verder los van die slakkenplaag, maar nu ik het er toch over heb: het was niet zo dat ik hun taal sprak. Ik blaf even onbeholpen als ieder ander mens – woef, waf, dat soort kreten, verder kom ik niet. Dat weekend kon ik hun geblaf ineens verstaan; ook hun gesmak, hun ademhaling, zelfs de blikken in hun ogen kwamen in keurig Nederlands tot mij. Hoewel, keurig; honden hebben een sterk West-Friese tongval.
Je zou denken dat ze vooral over koetjes en kalfjes praten, over teefjes en puppy’s zo je wil, een beetje zoals kappers doen: beleefd, vriendelijk, irrelevant. Dat is niet zo. Honden blijken enorme zeikerds. Het weer, katten, andere honden, niets is goed. Mensen zijn het ergst. Vooral de trend om stront direct na het uitwerpen van de stoep te rapen zit die beesten dwars. Wat denken wij wel niet?
Ik kreeg geen kans om het uit te leggen. Ik kon de puppyschurft krijgen, blaften ze zodra ik aan een zin begon. De hoogbejaarde cockerspaniël van de achterburen legde tussen twee scheldkanonnades uit dat het met jaloezie te maken heeft. Ze kunnen het moeilijk verkroppen dat wij zeven keer langer leven dan zij. Hoe dan ook was ik blij dat mijn gave – zo zal ik het maar noemen – na twee dagen net zo plots verdween als hij was gekomen.
En toen kwam die slakkenplaag. Ik werkte voor een baas, moest vroeg op kantoor zijn, en toen ik in het donker met mijn blote voeten uit bed stapte – nou ja, je voelt hem wel. Ik knipte het licht aan en heel de vloer lag bezaaid met die beesten. Ik ben zeker een half uur bezig geweest om ze allemaal buiten te zetten. De volgende ochtend waren ze terug, de ochtend daarop weer. Bij de Praxis kocht ik van die strips voor onder je deur. Het hielp niets, ze kropen er gewoon onderdoor.
Ik had weinig geen keus.
‘Feestje vanavond?’ vroeg het kassameisje toen ik vijf kilo zout op de band legde. Thuis waren de slakken ineens verdwenen, alsof ze het roken. Ik heb ze nooit meer gezien.
Ik ben halverwege het tweede pak zout. Ik gebruik het weinig. Volgens mij proef je zonder zout beter wat je eet. Misschien is dat onzin. Ik heb eens horen zeggen dat zout smaken juist versterkt. Zou kunnen. Ik ben geen foodie. Ik doe maar wat. Dat van die honden was trouwens gelul.