Vrolijk kerstfeest, lieve Metallica-fans
Ik was een mongool en moest worden ontslagen, opgesloten in een gesticht en dood. Dat vanwege een vijftig woorden tellende recensie in Nieuwe Revu over het nieuwe album van Metallica. ‘Recensie’ is een groot woord. Het was een stukje, met als voornaamste doel de niet-hondstrouwe liefhebber erop te wijzen dat Metallica een nieuw album heeft gemaakt. Met het woord ‘grote-stappen-snel-thuis-metal’ gaf ik aan dat je geen verrassingen hoeft te verwachten, de drieënhalve ster betekende dat het een prima plaat is; niet zo sterk als de eerste worp, wel beter dan de meeste meuk die ze sinds de tweede helft van de jaren negentig uitbrachten.
In de recensie (het stukje) legde ik de link naar een tamelijk recent modeverschijnsel. Waren metalshirts tot voor kort voorbehouden aan langharige gasten op soldatenkisten, tegenwoordig kun je ze bij de H&M kopen en loopt het halve ROC ermee rond. Dat zorgt al een tijdje voor nukkige reacties uit de rockscene. Zie bijvoorbeeld dit artikel van NRC-journalist en metalliefhebber Peter van der Ploeg.
De ophef vond zijn hoogtepunt (dieptepunt, zo u wil) in een modevlog van Laura Ponticorvo, die een ‘Metallic’-shirt aanprees zonder te weten dat het een band betrof. Dat deed nogal wat stof opwaaien. Terecht, denk ik. Niet omdat iedereen Metallica moet kennen – hoeveel couturiers zou de gemiddelde Metallica-fan kunnen noemen? – wel omdat verwacht mag worden dat je enige kennis van zaken hebt wanneer je als modevlogger je geld verdient.
Ik maakte een voor de hand liggende grap: Metallica is vooral bekend van de kledinglijn, schreef ik; wat weinig mensen weten is dat ze ook muziek maken. Niet de beste grap van het jaar, dat snap ik ook wel, maar ik verwachtte dat Revu-lezers er de humor van in zouden zien. Een glimlach, de wereld voor heel even een mooiere plaats; niks aan de hand.
Dat viel tegen. Veel fans hadden de ironie, die er naar mijn idee metersdik bovenop lag, niet in de gaten. Werd het toch nog de grap van het jaar. De gretigheid waarmee mijn vermeende domheid aan de kaak werd gesteld, kan op veel manieren worden uitgelegd. Ik geloof dat het deels trots is. Net als in de vroege jaren tachtig blijkt anno 2016 niet iedereen te weten wat Metallica is. Lange tijd was dat anders, dankzij de radio en de Top 2000. (En feitelijk dankzij de band zelf, die plots Nothing Else Matters-achtige ballads begon te maken die in niets leken op de gevaarlijke herrie waarmee ze doorbraken). Nu was zelfs het brutale Nieuwe Revu Metallica vergeten. Alle fans blij. Het is weer hun eigen, unieke band.
In augustus bezocht ik hiphop/R&B-festival Encore, circa het enige festival te lande waar witte Nederlanders geen 95% meerderheid vormen. Daar viel de metalshirt-hype mij voor het eerst op. Vooral Iron Maiden was in trek. Mijn rondvraag stuitte op irritatie.
‘Jahaa, ik weet heus wel dat het een band is,’ zei een meisje. Ze was niet de enige die al vaker op haar kledingkeuze was aangesproken.
De meeste mensen die ik sprak bleken geen fan van de bands waarmee ze te koop liepen. Ze volgden gewoon de mode. Dat kun je vervelend vinden. Of raar. Of je kijkt naar je legerjas en beseft dat je nooit een oorlog hebt meegemaakt en bij Duck Hunt niet verder kwam dan level vier.
Een jongen met een Guns N’ Roses-shirt (‘toffe muziek’) die ‘zeer into fashion’ was, kwam met een heldere analyse. Volgens hem voelden de meeste bezoekers zich, mogelijk onbewust, wel degelijk verbonden met de bands op hun shirts. De typografie, de beelden, de teksten; het resoneert sterk bij de hiphopliefhebber. Er spreekt een do it yourself-mentaliteit uit, ‘een ander verhaal’, tegen de gevestigde orde, tegen de status quo. Iron Maiden en Nirvana staan voor dezelfde rebellie en verbinding als Jonna Fraser en Joey Bada$$.
Er is niets kwaadaardigs aan Ronnie Flex-fans in Metallica-shirts. Mogelijk is het zelfs het grootste compliment dat de band en zijn fans kunnen krijgen. Geef je nichtje er eentje voor Kerstmis. Ik wens jullie fijne dagen.