5 minuten #82 – liedjes die niet bestaan
De meneer van de geiser kwam langs. Hij was goedgemutst. Figuurlijk dan, het is niet dat hij een muts droeg. Ik droeg wel een muts. Ik had nog niet gedoucht. Dat mocht niet, dan werd de geiser te heet en dan kon de meneer van de geiser hem niet controleren. ‘s Ochtends pluist mijn haar een beetje, daarom had ik die muts opgezet.
De man van de geiser floot liedjes die niet bestonden. Het leidde tot de vraag of dat kan, liedjes fluiten die niet bestaan. Zodra je ze fluit bestaan ze immers. De vraag stelde ik enkel in mijn hoofd, niet aan de man van de geiser, die overigens John heette. John vertelde raadsels die hij van zijn dochter had gehoord. Ik kende de raadsels al maar ik lachte toch, uit beleefdheid.
Dat van die onbestaande liedjes had ik nooit eerder bedacht. Het is mooi dat zulke vragen plots op kunnen komen. Het houdt het leven leuk. Misschien is het zelfs het enige argument tegen het eeuwige leven. Dat je, als je nooit sterft, op een gegeven moment alles al eens gedacht hebt. Dan is er niets meer aan. Verder ben ik doodsbang voor de dood.
’s Avonds ging ik naar Paradiso om het nieuwe boek van Maartje Wortel op te halen. Dat kwam uit bij Das Mag, een nieuwe uitgeverij die ik gesteund had omdat ik het een goed initiatief vind en omdat ik fan ben van Maartje Wortel. Je moest zeventig euro betalen en dan kreeg je drie boeken en vier tijdschriften.
Het feestje stond me niet aan. Er waren allemaal mooie jonge mensen, gekleed in zwart met een beetje goud. Dat was de dresscode. Ik vond het maar een elitair gebeuren. Ik kwam net uit De Nieuwe Anita. Daar hadden ze singer-songwriters. Dat was ook elitair natuurlijk maar dan met een andere elite. Eentje waar ik me wel thuis voel.
TOELICHTING
Feestjes met een dresscode zijn per definitie stom (behalve carnaval en halloween) en als die dresscode ‘all black everything met een touch goud’ is al helemaal. Gek dat het zo nauw luistert. Die lui van Das Mag doen precies waar ik achter sta, goede boeken uitgeven, maar ze doen het net iets te hip en te blij en daarom vind ik ze behalve heel goed ook ontzettend stom. Ik hou meer van stoffig en kneuterig dan van groots en meeslepend.
Tegen de muur van Paradiso stond een jongen met een koffiebekertje. Hij vroeg om kleingeld. Dat denk ik althans. Je weet precies wat zo’n jongen gaat vragen dus je luistert niet en vult het zelf in. Dat weet die jongen ook, daarom mompelt hij alleen wat.
Ik zei: ‘Sorry, ik heb niks.’ Dat was niet waar, ik had 55 euro bij me, maar geen kleingeld, alleen biljetten. Toen ik mijn fiets van de grond raapte (hij was omgevallen, het waaide nogal en het regende ook), haatte ik mezelf erom. Dat zal wel komen door het enorme contrast tussen de lucky few binnen en die jongen in de kou. Ik ben een groot voorstander van experimenten met gratis geld, waar Rutger Bregman zo dapper voor strijdt. Ik heb 70 euro betaald aan een uitgeverij die ik niet eens leuk vind. Ik ben ervan overtuigd dat een aanzienlijk deel van de problemen in de wereld er niet zou zijn als de welvaart een beetje beter verdeeld was. Misschien werd het tijd om daar eens naar te handelen.
Toen ik weer langs de jongen liep, stopte ik een briefje van vijf euro in zijn bekertje.
‘Dank je wel,’ mompelde hij.
Toen keek hij in zijn beker en zag hij het biljet. Zoveel geven de meeste mensen natuurlijk niet. Hij keek op met een blik die dankbaarheid en ongeloof combineerde, zoals kinderen kijken wanneer Sinterklaas ze precies dat cadeau geeft dat boven aan hun lijstje stond.
‘Dank u wel, meneer,’ zei hij.
‘Alsjeblieft.’ Ik liep verder.
‘Fijne avond verder,’ schreeuwde hij me na.
‘Jij ook.’
Dat laatste was nog maar afwachten Hij was vijf euro rijker (minder arm) maar het was nog steeds kutweer en zo veel is vijf euro nou ook weer niet.