5 minuten #95 – een treindrama
Soms belooft zich voor je ogen een drama te ontvouwen waarvoor je je boek, in dit geval het debuut van Lize Spit, even opzij legt, zelfs al staat dat boek zelf ook bol van het drama. Het gebeurde in de trein onderweg naar Leiden, alwaar ik de grote muzikant/striptekenaar/dichter Marc van der Holst ging interviewen omdat dat leuk is en interessant. Op Schiphol begon de conducteur heel hard de letter E te schreeuwen. Het bleek dat passagiers de deur open hielden voor derden, die kwamen aangerend. De conducteur vond dat niet goed. Hij wilde door.
Passagiers in de trein vonden dat belachelijk. Je kunt toch niet voor hun neus weg rijden? vroegen ze zich hardop af. De conducteur bromde op zijn chagrijnigst dat hij dat wel kon en dat hij al vijf minuten vertraging had. Ik was in een empathische bui en stelde me voor dat er meer achter stak. De NS wordt afgerekend op het aantal treinen dat op tijd rijdt. Wilde de conducteur die vijf minuten nog inhalen, dan moest hij passagiers laten staan. Het naleven van de regels was belangrijker geworden dan het doel waarvoor ze opgesteld waren, maar kon je dat die man kwalijk nemen?
Toen hij voor de zoveelste keer op zijn fluitje had geblazen, kon één deur niet meer dicht en de andere deuren niet meer open. De conducteur riep om dan de trein kapot was omdat bepaalde mensen zo nodig de deur moesten openhouden en dat we misschien niet meer verder zouden rijden.
Het meisje naast me, dat redelijk mooi was en een prettig parfum droeg, vroeg: ‘Can you translate it, please.’ Ik vertaalde wat de conducteur gezegd had, legde de nadruk op maybe, en toch stond ze op en wilde ze uitstappen, wat niet lukte omdat de deuren niet open gingen.
—
Een minuut of twee later reed de trein weg. Het meisje met het parfum was ergens anders gaan zitten. Naast mij had een jongen plaatsgenomen. We hadden ongeveer dezelfde leeftijd en een volstrekt ander leven. Hij droeg een lichtblauw pak van een stof die er duurder uitzag dan die van mijn C&A-kostuum dat ik ooit voor vijf tientjes had gekocht ten behoeve van een bruiloft. Hij las dat boek van Joris Luyendijk over bankiers en hij had geen bladwijzer, het was zo’n type dat hoekjes omvouwt. Ik was er vrij zeker van dat die jongen zelf bankier was en ik hoopte dat hij na het lezen van zijn boek iets zinnigs met zijn leven zou gaan doen. Het kon natuurlijk ook dat hij voor zijn plezier met een getrimde baard in een duur pak rondliep en dat hij voor een of ander goed doel werkte. Toen ik eruit moest stond hij op, zodat ik erlangs kon. Op de terugweg, een paar uur later, maakte ik al helemaal niets mee.