Het hoedje van Jan Roos

Het hoedje van Jan Roos

Onder het hotelbed stond een paar imitatieleren schoenen in het lichtbruin van de M&M’s die uit de zakken verdwenen op het moment dat de blauwe M&M’s hun intrede deden.

(Ik herinner mij de campagne helder. Maandenlang kwamen de reclameboodschappen op je af, alsof de komst van de blauwe M&M’s even belangwekkend en bijzonder was als de eerste maanlanding. Dat de blauwe M&M’s niet als extra kleur kwamen, maar ter vervanging van de lichtbruine, werd gedurende de campagne verzwegen. De meeste M&M-liefhebbers hadden het vanwege hun ongezonde focus op de blauwe nieuwkomers uiteindelijk niet eens in de gaten. Ik heb destijds een ingezonden brief naar NRC Handelsblad gestuurd, die niet werd geplaatst. Een enkele keer, tijdens een goed gesprek met iemand uit mijn intieme kring, op die spaarzame momenten dat je het gevoel hebt dat je alles kunt zeggen (vaak speelt alcohol een rol), begin ik erover. Niemand lijkt zich de lichtbruine M&M’s te kunnen (of willen?!) herinneren. Omdat het onderwerp, naar ik heb gemerkt, dodelijk is voor de sfeer en reeds tot drie keer toe is uitgemond in een maandenlange negeersessie in mijn richting, heb ik besloten het te laten rusten.)

Vanaf het balkon zag ik een jongen op blauwe schoenen. Ik vroeg of hij zijn lichtbruine schoenen kwijt was. Hij zei dat hij nooit lichtbruine schoenen had gehad.

Voor 10 reais kon hij mij een lift geven naar de bushalte in het dorp. Dat trof: ik moest juist die kant op.

We gingen met de motor. Er was één helm. De jongen heette Ricardo en hij vond dat hij de helm op mocht, want het was zijn helm. Ik vroeg of hij een beetje rustig wilde rijden. Hij zei dat ik een pussy was. Hij sprak het uit als poe-zè.

Ongeveer halverwege de rit ging de weg omlaag. Op een geel, vierkant verkeersbord met de punt naar beneden stond een dikke zwarte lijn met een halve bol erop. Pas op voor de drempel, begreep ik uit de context, maar hoewel de tekening er nauwelijks op leek moest ik aan het hoedje van Jan Roos denken en toen aan Jan Roos zelf. Ricardo gaf extra gas. We vlogen door de lucht en ik wist zeker dat ik dood zou gaan en ik daar baalde ik van, maar nog vervelender vond ik het dat Jan Roos de laatste persoon was aan wie ik zou denken.

Hoe harder ik mijn best deed mijn gedachten te verzetten, hoe helderder ik Jan Roos’ gezicht voor mij zag. Het gezicht opende zijn mond en boog zich langzaam, maar naar mijn smaak niet langzaam genoeg, richting het mijne. Ik probeerde mijn lippen stijf op elkaar te houden. Dat mislukte. De angst was niet te harden. Ik wilde ‘niet doen’ roepen, maar ook ‘rot op’, wat in mijn hersenen voor kortsluiting zorgde, zodat ik ‘niet op’ riep.

De motor maakte een zachte landing en reed rustig door naar het dorp. Ik betaalde 10 reais en geen cent meer. Pussy, zei Ricardo. Zijn uitspraak was sterk verbeterd. In de bus moest ik kotsen. Ik deed het zachtjes en zorgde ervoor dat niemand het zag.

Er is een nieuwsbrief. Dan krijg je min of meer wekelijks en verhaaltje in je mailboxje.