Iedereen kan verven
Ik verfde een muur geel met R & B, niet die zwijmelmuziek maar mensen met namen die toevallig met die letters beginnen. Eigenlijk klopt het niet: als ik R zeg moet ik A zeggen, zodra A B wordt moet R ook B zijn, maar dan wel een andere B. Het lijkt wel wiskunde, het is taal en we draaiden de nieuwe plaat van The Ex.
De verf hadden we uitgezocht bij de Praxis. Er waren kaartjes in honderden kleuren waarop namen stonden die bepaalde ouders, door liefde in de war gebracht, aan hun pasgeboren baby’s geven. De gedachte dat die baby’s zullen groeien komt niet bij ze op, ze vergeten dat de baby’s later in een klas vol andere kinderen terecht zullen komen, kinderen met normale namen; dat ze zullen solliciteren naar een baan, een partner zoeken, mogelijk een teamsport ambiëren, en telkens met hun naam zullen worden geconfronteerd. Spontaan, Vrede, Dynamisch, Zwoel, Uitverkorene, Teamwork, Pudding.
B mocht kiezen, het was haar muur. Ze koos Citrus. Het was een van de weinige namen waar je je qua kleur een beeld bij kon vormen, zij het een gefragmenteerd beeld: citrusvruchten heb je in het geel, groen en oranje. Deze Citrus was te geel voor een mandarijn en te oranje voor een citroen. De muur knapte ervan op.
Ik mag mijn muren niet verven van mijn hospita. Dat is maar goed ook. Ik zou niet voor een kleur kiezen maar voor een naam. In kunstmusea lees ik altijd eerst de bordjes die naast de schilderijen hangen. De werken zelf bekijk ik hooguit vluchtig, eigenlijk alleen om te zien of wat op het bordje staat klopt; of ik de titel, ‘Moeder en dochter’ bijvoorbeeld, kan rijmen met de verfvlekken op het doek. Meestal niet.