Kort verhaal: Hand, mist, vingers
Ik ben drie of vier of vijf en jij leert me fietsen. Je hand ligt op de mijne die zoveel kleiner is, ook omdat er drie halve vingers ontbreken. Een aangeboren afwijking. Ik neem je niets kwalijk, het is jouw schuld niet en bovendien, die vingers kunnen me gestolen worden. Enkel dwazen missen wat ze nooit hebben gehad.
Je laat me los en ik wil huilen. Dan merk ik dat ik niet val.
Ik fiets naar school en naar mijn vriendjes. Naar voetbal (ik scoor af en toe) en naar de kroeg (idem). Ik fiets naar de universiteit en naar mijn werk en naar de meisjes die zo goed zijn mij binnen te laten. Op ansichtkaarten schrijf ik dat ik je mis. Een leugen, maar ik denk dat het zo hoort.
Op televisie fietsen mannen de Ronde van Lombardije.
‘Hou oud was ik precies?’ vraag ik. ‘Drie of vier of vijf?’
Je zegt niets zoals zo vaak en ik praat maar, over vroeger, over nu.
Je schraapt je keel.
‘Wie ben jij eigenlijk?’
‘Klaas,’ zeg ik. ‘Ik ben Klaas.’
Je gelooft me niet. Ik leg mijn hand in de jouwe als bewijs.
‘Voel maar aan mijn vingers. Of beter: het gebrek eraan.’
Je klemt mijn hand vast, zo stevig als je kunt en ik zwijg een oude leugen.
Dit verhaal behaalde de longlist van de A.L. Snijdersprijs 2014.