Mijn kont
Ik zit in de trein en mijn kont slaapt. Het is een gek gevoel. Eigenlijk is het geen gevoel. Dat is juist het gekke. Ik vraag me af of het kwaad kan, een slapende kont. Hoe lang zou het duren voor hij afsterft? Ze hebben dat vast op ratten getest. Ik zou liever een rat zijn waarop ze make-up testen, of experimentele drugs.
Ik verwacht dat mijn kont eerst zwart wordt en er uiteindelijk af valt. Zal je zien dat het tijdens het hardlopen gebeurt en dat er net iemand voorbij fietst.
De fietser zal afstappen om de kont op te rapen.
‘Meneer, u bent iets verloren,’ roept hij.
Hij wappert met mijn kont boven zijn hoofd. Hij heeft geen idee wat hij in zijn hand heeft.
Ik ren verder. Hij springt op zijn fiets en komt mij achterna. Hij is de aardigste man van de Benelux. Voor het eerst sinds 1997 is die titel naar een Nederlander gegaan. Dat heb ik weer.
Het rennen gaat soepel nu ik mijn kont niet mee hoef te torsen. De man geeft niet op, daar is hij te aardig voor.
Er lag eens een meisje zonder kont in mijn bed. Ik dacht dat het aangeboren was, maar misschien is de hare er ook afgevallen. Binnenkort zal ik haar zien op de club voor mensen zonder kont. Ik heb er geen behoefte aan om haar weer te zien. Ze rook lekker maar ze had nogal veel woorden nodig om niets te zeggen.
Ik spring over een hek en verstop mij achter een koe. De aardige man heeft het gezien. Hij zet zijn fiets op de standaard en klimt over het hek. De koe herkauwt gras, apathisch, alsof de vriendelijkste man van de Benelux elke dag in de wei staat.
De man geeft mij mijn kont terug. De kont is nog warm.
‘Zal ik vanavond lekker voor je koken?’ vraagt hij.
‘Bedankt,’ zeg ik. ‘Ik heb al eten in huis.’