Vrachtwagens in Drenthe

Ik fiets van het ene Drentse dorp naar het andere. De mensen zitten op tuinstoelen voor hun huizen en kijken naar de verte. Ze zitten daar niet voor mij. Als ik dichterbij kom blijven ze naar de verte kijken, naar de plek waar ik vandaan kom. Er staat iets te gebeuren.

Het leuke van de mensen in Drenthe is dat ze het leuk vinden als er iets te gebeuren staat. In Amsterdam is dat anders. Daar gebeurt al genoeg. Tijdens de marathon werd ik van achteren aangereden door een automobilist. Haar vaste route was afgesloten, ze moest helemaal omrijden. Dat doet iets met een mens.

Ik lach vriendelijk naar de mensen in Drenthe. Iemand groet mij. Ik groet terug. Er zijn veel kinderen bij en veel iPads in leren hoesjes.

In de verte klinkt een luide scheepshoorn. Je hebt hier de Beilerstroom en de Beilervaart en het Linthorst Homankanaal. Geen van die wateren is bevaarbaar, laat staan door schepen met zulke hoorns.

De opwinding langs de kant van de weg neemt toe. ‘Ik hoor iets,’ roept een vrouw. Ze klapt in haar handen. Het is een toneelstukje dat ze opvoert voor de kinderen en misschien ook voor mij.

Een vrachtwagen rijdt voorbij. Het is alleen de voorkant van de vrachtwagen. Ik dacht dat ze dat een oplegger noemen, maar ik check mijn feiten voordat ik een stukje publiceer. Het deel dat ontbreekt is de oplegger; dat wat voorbij rijdt heet de trekker. De trekker is blauw en glimt in het zonlicht.

Er komen meer trekkers voorbij. Ze hebben alle kleuren van de regenboog. Verder lijken ze nogal op elkaar, maar wat weet ik ervan? Hoe betrouwbaar is de waarneming van iemand die niet weet wat een oplegger is?

Zonder opleggers zien de trekkers er gemankeerd uit. Toen het stuur van mijn fiets gebroken was kocht ik een nieuw stuur. Met dat stuur liep ik naar huis. Ik hield het vast zoals je een stuur vasthoudt, bij de handvatten, en als ik afsloeg stak ik mijn hand uit.

Ik kan me niet voorstellen dat de mensen langs de kant van de weg significant meer van vrachtwagens weten dan ik, maar ze zijn dolenthousiast, ze klappen en zwaaien en maken filmpjes en foto’s met hun iPads.

Tussen de trekkers rijdt een vrachtwagen van de Zeeman en er is ook een vrachtwagen van een veevoederbedrijf. Ze zijn per ongeluk in de optocht verzeild geraakt. Ze glimmen niet en ze krijgen geen applaus, maar ze hoeven zich niet te schamen, zij vervoeren tenminste iets. Bij de Zeeman verkopen ze prima onderbroeken.

Na een minuut of tien is de pret voorbij. De mensen gaan hun huizen binnen. De rest van de fietstocht zie ik niemand meer.

Ik zie wel een hond. Het is een Duitse herder. Hij staat op een oprit. De hond blaft niet. Vanuit het huis dat bij de oprit hoort roept iemand de hond. De hond heet Rex. Mogelijk is hij vernoemd naar de Duitse herder uit de Oostenrijkse politieserie Commissaris Rex. Toen de serie in Nederland op televisie kwam, nam de populariteit van Duitse herders flink toe. Fokkers spraken van het Commissaris Rex-effect.

Je had ook een Belgische fascistische partij die Rex heette. In de oorlog werkte die partij met de Duitsers samen. Ik zou twee keer nadenken voordat ik mijn hond zo noem.