5 minuten # 64 – De Grieken baarden Tom Dumoulin

een griek op een fietsIk zou eigenlijk aan een interview moeten werken maar daar heb ik geen zin in. Daarom kijk ik naar buiten en via buiten weer naar binnen, naar de baardenkapper aan de overkant van de straat. Er is een klant wiens baard eigenlijk geen baard mag heten; het is hooguit wat kinnenpluis. Met zijn handen legt hij uit wat de bedoeling is. De baardenkapper staat erbij en knikt. Waarschijnlijk denkt hij: flikker op met je kinnenpluis. Maar dat zegt hij niet. Dan loopt hij geld mis.

Bovendien, je koopt bij hem natuurlijk helemaal geen nieuw kapsel voor je baard. Je koopt een ervaring. Een stukje mannelijkheid. Dat geloven die klanten althans. Ten onrechte. Een baard knip je niet, die laat je groeien tot hij je irriteert en dan scheer je hem eraf. Je mag hem heus wel bij laten punten als je dat graag wilt, maar het siert je niet en mannelijk is het evenmin.

Op Twitter hebben de mensen het over Griekenland. Ze snappen er niets meer van, zelfs de specialisten niet. Alleen degenen die er nog veel minder van snappen dan ik hebben een uitgesproken mening.

Ik snap er al heel lang niets meer van. Wat dat betreft was ik mijn tijd ver vooruit. Het nieuws over Griekenland interesseert me niet meer. Ik hoop heus dat het goed met de Grieken gaat, en met ons, en met alle andere mensen op de wereld, maar ik weet in dit geval niet wat goed is. Of Sarouflakis moet aftreden of juist niet en of we blij moeten zijn met het Griekse Nee of verdrietig of bang.

Iemand twittert dat hij Nadja Hüpscher heeft geïnterviewd. Ik wil Nadja Hüpscher ook interviewen.

TOELICHTING
Het is inmiddels avond. Bijna nacht zelfs. Op Twitter hebben de mensen het nog steeds over Griekenland. Of beter: alweer. Tussendoor ging het even over de Tour de France. Tony Martin won de etappe. Dat was mooi voor hem, maar niet voor mij. Ik had dertig cent ingezet op John Degenkolb. Daar kan ik naar fluiten.

Zaterdag was ik in Utrecht bij de proloog. De supporters langs de kant juichten heel hard voor de Nederlandse renners. Voor renners uit andere landen werd niet gejuicht. Vaak kregen ze zelfs geen beleefd applausje. Dat was gênant. Vorig jaar zag ik een tijdrit in de Ronde van Polen. Daar werd elke renner aangemoedigd.

Tom Dumoulin was publieksfavoriet. Die komt uit Maastricht. Als hij een paar kilometer naar het westen was geboren, dan was hij geen publieksfavoriet geweest. Na de verkiezingen hoort Limburg altijd een poosje niet bij de rest van Nederland. Totdat er eentje is die heel hard kan fietsen.

Ik stond in een bocht waar het heel druk was. Een dikke man in een scootmobiel had een reusachtige parasol opgestoken, zodat niemand iets kon zien. Hoewel die man ook uit Nederland kwam was hij totaal geen publieksfavoriet, maar omdat hij gehandicapt was durfde niemand er iets van te zeggen. Wat zou Nadja Hüpscher gedaan hebben?

In de titel van dit stukje ben ik de komma’s expres vergeten, omdat ik dat grappig vond, al is het dat natuurlijk helemaal niet. Voorts wil ik u wijzen op de nieuwsbrief.