De econoom
Sinds ik verhuisd ben heb ik een balkon aan de straatkant. Vanaf mijn balkon kan ik dingen op mensen hun hoofden laten vallen. Achter mijn stenen balkonmuur kan ik mij verschuilen. De mensen zullen nooit weten wie de dader is.
Ik gooi geen dingen die de mensen pijn doen en ook geen dingen waar ze vies van worden. Geen bierflesjes, geen vla.
Een handje hagelslag, dat kan wel.
Ik heb nog nooit een handje hagelslag op mijn hoofd gekregen. Er valt in Nederland weinig uit de lucht. Ja, regen. Een blaadje op zijn tijd, soms een eikel of een kastanje. Door vogelpoep ben ik misschien twee keer getroffen. Gezien de hoeveelheid vogels in de lucht is dat erg weinig. De poep viel niet eens op mijn hoofd, de poep viel op mijn jas. Ik heb die jas allang niet meer.
Stel dat ik besluit om een ei op iemands hoofd te laten vallen. Dat zal die persoon niet leuk vinden. Woedend en verward kijkt hij omhoog. Hij schreeuwt, hij vloekt, hij scheldt, hij loopt met korte passen heen en weer. Na een tijdje kiest hij eieren voor zijn geld. Hij is strontchagrijnig. Hij lacht niet om woordgrappen.
Ik film alles en zet het filmpje op internet. Het filmpje gaat viraal. Miljoenen mensen liggen in een deuk. Als je al die vreugde optelt, weegt dat gemakkelijk op tegen het chagrijn van de man. Het gooien van het ei heeft netto een positief effect. (De kosten van het ei laat ik voor het gemak buiten beschouwing, en ook de kosten van de shampoo, het water en het gas. De man springt thuis meteen onder de douche, hij is een propere man).
Sommige economen zullen beweren dat het goed is geweest dat het ei is gegooid. Maar niet de econoom die het ei op zijn hoofd kreeg. Hij is tot inkeer gekomen. Die dingen gebeuren, zij het niet vaak.