Luisteren naar Clipping #3: de brandende piano
In deze heerlijke serie schrijf ik elke maand over dezelfde plaat, te weten There existed an addiction to blood van Clipping. Noem het een strijd tegen de vergankelijkheid. Dat is het niet, hoor. Het is het een experiment. Kijken of ik het nog kan, vaker dan twee keer naar hetzelfde album luisteren zonder verveeld te raken. Dit is deel 3: de brandende piano.
Een jaar of tien geleden was ik op State-X New Forms, een avant-gardefestival in Het Paard van Troje in Den Haag. Ik dwaalde rond en kwam via een gat in een muur waar ooit een deur had gezeten in een kleine vierkante kamer terecht die flink verbouwd werd. Het behang was van de muren getrokken en lag in een grote hoop in een hoek, allerhande klusgereedschap slingerde rond en er stonden een paar van die grote zwarte kuipen op de betonnen vloer, waarvan ik nooit weet welk nut ze dienen maar die je altijd ziet wanneer er ergens verbouwd wordt, alsof ze spontaan uit de grond schieten zodra je een spijker in een muur slaat. Uit een transistorradio die onder de verfspatten zat klonk geruis. Ik vond het spannend om in die ruimte te zijn; het was duidelijk niet de bedoeling dat ik daar was.
Ik hoorde voetstappen en even later verscheen een vrouw in de deuropening. Ze had een oortje in, aan haar riem zat een zwart kastje. Ik voelde me betrapt, wat ik ook was, en zoals dat gaat als ik mij onzeker voel maakte ik een grapje.
‘Mooie installatie,’ zei ik.
De vrouw was door het dolle heen; het bleek inderdaad een installatie en zij was de kunstenaar. Ik heb dit verhaal vaak verteld als ik iemand ervan probeerde te overtuigen dat conceptuele kunst belachelijk is.
Het laatste nummer op There existed an addiction to blood heet Piano burning. Het duurt achttien minuten en het lijkt in niets op wat wij kennen als muziek. Je hoort precies wat de titel belooft: een in de fik gestoken piano. Naar een brandende piano kijken lijkt me nog wel geinig, vooral in het donker, maar ernaar luisteren is vrij saai. Je hoort voornamelijk geknetter en iets wat op wind lijkt. Nu en dan springt er een snaar en op zeker moment je hoort iets wat klinkt als een instortende Jenga-toren. Na een tijdje begint in de verte een krekel te tsjirpen. Dat is het wel.
Over conceptuele kunst zeggen ze dat je de context moet kennen om het te begrijpen. Waarschijnlijk is dat waar. De wc-pot van Marcel Duchamp is op zichzelf niet bijzonder, daar waren er duizenden van en hij had hem niet eens zelf gemaakt, maar doordat hij verklaarde dat het kunst was, riep hij de vraag op wat kunst nou eigenlijk is, en wie dat bepaalt. Tegelijkertijd verandert door die specifieke wc-pot je perceptie van elke wc-pot die je in het dagelijks leven tegenkomt. Niet de wc-pot zelf, maar het verhaal eromheen is het kunstwerk.
Duchamp was een voorloper. Op een gegeven moment is het leuk geweest. Die kamer in Den Haag kwam ruim na dat gegeven moment. Al moet ik een slag om de arm houden: ik weet weinig van conceptuele kunst.
Van muziek weet ik meer. Piano burning zal voor veel luisteraars waarschijnlijk aanvoelen als het auditieve equivalent van die Haagse kamer. Ik snap dat wel. Maar wie welwillend is kan er Clippings kritiek in horen op het opportunisme van bepaalde collega-muzikanten. Omdat streamingdiensten per afgespeeld nummer uitbetalen en niet per seconde, zoals de radio dat doet, worden liedjes de laatste jaren steeds korter. Een nummer van achttien minuten dat bovendien op geen enkele manier pakkend probeert te zijn, is een statement.
De pianotrack staat niet op zichzelf. Tijdens het intro van TEAATB hoor je het ding op de achtergrond al zachtjes branden en op het zevende nummer, niet voor niets Prophecy geheten, klinkt hij opnieuw. Tijdens de eerste luisterbeurt weet je nog niet wat je hoort. Dat vind ik goed gedaan; dankzij die laatste achttien minuten begrijp je wat je ervoor gehoord hebt.
In relatie tot het album is er ook iets voor de pianobrand te zeggen. Zoals ik in de vorige aflevering schreef, gaat TEAATB over horrorfilms, maar ook over de horror die zwarte Amerikanen in het dagelijks leven ondervinden. De piano is een belangrijk instrument op dit album; hij verwijst naar de soundtracks van John Carpenter. Door het ding in de fik te steken, rekent Clipping af met de horror, zowel die op het witte doek als die op straat.
Ik zal niet beweren dat ik voor mijn lol naar Piano burning luister. Het blijft geritsel in de marge. Toch vind ik het van toegevoegde waarde. Zonder dit slot was het een minder goed album geweest. Context is alles.
Piano burning is op Spotify op moment van schrijven ruim 88.000 keer afgespeeld. Prophecy 143.000 keer. Dat levert in totaal 924 dollar op. Daar kun je een prima tweedehands piano van kopen. Hoewel het de vraag is of Clipping dat geld zelf mag houden. Piano burning werd in 1968 ‘gecomponeerd’ door Annea Lockwood. Clipping heeft het dus niet eens zelf bedacht. Op de een of andere manier vind ik dat gaver dan wanneer dat wel het geval zou zijn geweest.