De vogels van de Zuidas

Op een vuilniszak naast de afvalcontainer was een briefje geplakt. De tekst leek mij de uitkomst van een frustrerend lange huisvergadering waarin eindeloos gediscussieerd was over de boodschap, over de toon, zelfs over de geadresseerde.

WEER ZO’N ASO!
Houd je troep bij je.
De vogels pikken alles open.
THNX.

De aso in kwestie zal het briefje vermoedelijk niet lezen. Hij is van zijn vuilniszak verlost en heeft voorlopig niets bij de afvalcontainer te zoeken. Maar hij is niet alleen. Het stikt in mijn buurt van de mensen die menen dat hun verantwoordelijkheid ophoudt bij een volle container. Het stikt overigens ook van de containers, er is altijd wel ergens plek.

Ik telde de containers onderweg naar de Zuidas. Bij twaalf belde mijn moeder. Hoewel het vrijwel windstil was waaide het flink, de hoge gebouwen schopten de boel in de war. Ik vond een bankje uit de wind en kon verstaan wat mijn moeder vertelde. Het ging over steenmarters en over de buurvrouw.

Ik dacht aan wat ik eens gelezen had over Japanse treinen. Ze hebben geen prullenbakken. Die kunnen dus ook niet vol zijn. Japanners nemen hun afval mee naar huis.

Uit een van de hoge gebouwen verscheen een man die vertelde dat het bankje eigendom was van het bedrijf waarvoor hij werkte. Het was een bedrijf dat andere bedrijven helpt om zo weinig mogelijk belasting te betalen. Het gebouw was op het hoogtepunt van de kredietcrisis uit de grond gestampt. Voordien was daar een weiland. De man wees naar een bankje waar ik wel mocht zitten. Dat deed ik. De woorden van mijn moeder vervlogen. We hingen op. Het was zondag.

Op de terugweg wandelde ik langs de vijvers. Op de randen lagen de resten van tientallen kreeften. De vogels van de Zuidas hadden ze uit het water gevist en open gepikt. In een restaurant betaal je voor een kreeft al snel vier tientjes. De rode scharen glommen in de zon.