Groeten (bijvoorbeeld in de trein)
Of je een vreemde in het voorbijgaan al dan niet groet hangt in sterke mate samen met de drukte op de plek van de ontmoeting. In de Kalverstraat op zondagmiddag groet je niet. Ik raakte daar per ongeluk verzeild en had zin om mensen te slaan. Ook dat doe je niet, maar als iemand mij had geslagen dan had ik dat begrepen.
In een rustig dorp of op een landweg buiten de bebouwde kom is de kans dat je een tegenligger groet groter dan in de Kalverstraat. Je ziet elkaar van verre aankomen. Zwijgen is dan erg ongemakkelijk.
Wanneer je een wandeling maakt in het noorden van Noorwegen of in een woestijn in Nevada kom je vrijwel niemand tegen. Gebeurt dat na dagen of weken toch, dan zal je niet slechts groeten. Je maakt een praatje, je deelt tips en ervaringen en misschien water en een cracker met jam. Zo stel ik me dat voor.
Op plekken die tussen druk en rustig in hangen groet je bepaalde mensen wel en andere niet. Wielrenners hebben bijvoorbeeld de gewoonte elkaar te groeten, vooral in de winter en doordeweeks, terwijl andere weggebruikers niet door wielrenners worden gegroet.
Een wielrengroet moet aerodynamisch zijn. Je geeft een hoofdknikje of je strekt kortstondig de linkerhand. Het is een subtiele groet, maar er gaat veel achter schuil. Je erkent elkaars aanwezigheid, elkaars plezier, elkaars pijn.
Op mijn stadsfiets groet ik uit gewoonte soms per ongeluk een wielrenner. Die groet dan niet terug. Ik neem dat niemand kwalijk.
Hondenbezitters groeten elkaar ook en je groet ook als je iemand ziet met dezelfde gele regenjas. Er zijn vermoedelijk talloze subgroepen waarvan de leden elkaar groeten. Als je bijvoorbeeld een zwaluw op je wang hebt getatoeëerd en je ziet iemand anders met een zwaluw op zijn wang, dan geef je toch op zijn minst een knikje, ook als het een ander type zwaluw is.
Mijn favoriete groetgroep is die van de boeklezers in de trein. De groet bestaat eruit dat je elkaar het omslag toont van het boek dat je leest. Je houdt bijvoorbeeld het boek een paar tellen omhoog of je legt het met de kaft naar boven op je schoot en je tast in je jaszak, zogenaamd om je ervan te verzekeren dat je je sleutels niet bent kwijtgeraakt.
Ik moest enige tijd wachten op het perron van Amersfoort. Op het bankje tegenover mij zat een jongen die een boek las. Hij keek op en glimlachte.
Ik las Americanah van Chimamanda Ngozi Adichie. Die roman laat vrij helder zien hoe het is om zwart te zijn in een overwegend witte wereld. Eigenlijk kun je dat niet zo zeggen, iedereen beleeft dat op zijn eigen manier. Ook dat laat de roman zien. In bepaalde delen van de VS groeten zwarte mensen elkaar.
Ik was bang dat de jongen zou denken dat ik hem iets wilde vertellen met mijn roman. Kijk, ik ben een goed wit mens, ik werk aan mijn blinde vlekken.
De jongen was ook wit. Ik voerde de sleuteltruc uit. Hij keek op. Zijn gezicht verraadde niets. Ik wachtte tot hij zijn omslag aan mij liet zien. Dat duurde lang. Pas toen de trein arriveerde stond hij op en liep hij langs mij, zijn duim tussen de pagina’s. Never split the difference heette zijn boek.
In de trein googelde ik het. Never split the difference is geschreven door Chris Voss, een oud-onderhandelaar bij de FBI. Hij was gespecialiseerd in gijzelingen. Jarenlang heeft hij zich ingezet om levensgevaarlijke situaties zonder bloedvergieten tot een goed einde te brengen. Nu gebruikt hij die ervaring om je te leren hoe je de beste zakelijke deals kunt sluiten. Daarmee bedoelt hij dat je meer uit de deal haalt dan je zakenpartner. Volgens de aanprijzing van de uitgever komt het boek ook van pas bij liefdesrelaties.
De jongen moest eruit in Hilversum. Hij groette mij niet.
Deze stukjes in je mailbox ontvangen? Meld je aan en alles komt goed.