Cor-Jacques’ woestijn

woestijnmierI
Omdat het zowel in zijn vaders familie als in die van zijn moeder gebruikelijk was dat de eerstgeboren zoon naar zijn grootvader genoemd werd, en geen van de gelukkige jonge ouders het over het koppige hart kon verkrijgen met die traditie te breken, kreeg onze hoofdpersoon de opmerkelijke voornaam Cor-Jacques mee.

Zijn ouders, blij dat de naamkwestie niet tot een relatiebreuk had geleid, hielden zich voor dat hun zoon het ver zou schoppen met die naam. Cor-Jacques Dekker, daarmee zou je geen slecht figuur slaan op internationale aangelegenheden, waar je naartoe moest als topman van een belangrijke multinational of als Minister van Buitenlandse Zaken.

‘Die naam staat als een huis en klinkt als een klok,’ zei zijn vader vaak, niet vies van staande uitdrukkingen als hij was. Toen tijdens Cor-Jacques’ moeizame middelbareschooltijd bleek dat hij weliswaar de hersens, maar zeker niet de spirit had om het werkelijk ver te schoppen, verving vader Dekker die uitspraak door ‘zo vader, zo zoon’. Net als hij zou zijn zoon aardrijkskundeleraar worden.

II
Cor-Jacques was ondertussen vierenveertig en werkte bij Sahara Telemarketing, een bedrijf dat zichzelf in de markt prees met de slogan Sahara Telemarketing verkoopt nog een zak zand aan een kameel.

In de praktijk ging het om proefabonnementen van regionale kranten. De meeste mensen hadden geen interesse.

Cor-Jacques zat in het schemerduister in de als kantine dienstdoende kelder van het bedrijf en tuurde naar de wandklok. Nog zes en een halve minuut, dan zat zijn pauze erop. Zijn collega’s spraken opgewonden over een of andere schietpartij die in de buurt had plaatsgevonden.
Mag je eindelijk een kwartier stil zijn, houden ze nog hun klep niet dicht, dacht Cor-Jacques.

‘Er was niets meer van hem over,’ wist een vrouw van zijn leeftijd te vertellen. ‘De hele muur zat onder de hersens.’
‘Iiieuw,’ zeiden twee studentes in koor. Ze keken erbij alsof ze de muur zelf schoon moesten likken.

Cor-Jacques stond op om een tweede kop slappe koffie uit de automaat te halen. Toen hij weer ging zitten hadden de studentes het over de laarzen van een gezamenlijke vriendin. Het schenen afschuwelijke laarzen te zijn, maar het werd Cor-Jacques geenszins duidelijk waar hem dat precies in zat. Evenmin lukte het hem te reconstrueren hoe die meisjes binnen een halve minuut van de moordpartij naar de laarzen waren geswitcht. Wat was de mens toch een veranderlijk wezen!

III
Dat kon je van Cor-Jacques bezwaarlijk beweren. Toen hij er na acht jaar nog altijd niet in geslaagd was de propedeuse van zijn studie sociale geografie te behalen, hadden zijn ouders de geldkraan dichtgedraaid. In blinde paniek had hij het telefoonboek gepakt en het nummer van een uitzendbureau ingetoetst. Een dag later kon hij beginnen bij Sahara Telemarketing. Dat was nu dertien jaar geleden.

Hij voelde een hand op zijn schouder.
‘Een beetje beter je best doen, jochie,’ hoorde hij zijn manager zeggen. ‘Je staat helemaal onderaan. Ik wil dat je er na de pauze minstens vijf verkoopt.’
Cor-Jacques nam niet de moeite om zich om te draaien. Afwezig knikte hij. Hij haatte die man. Coen Knollenland, de slissende Limburger. Cor-Jacques was zeker vijftien jaar ouder dan die snotneus. De enige reden dat Coen Knollenland zich zijn meerdere mocht noemen, was omdat hij zijn naam mee had.

‘Aan wie of wat slijten we bij Sahara Telemarketing nog een zak zand?’ vroeg Coen Knollenland naar de bekende weg.
‘Aan een kameel.’ zuchtte Cor-Jacques.
‘Goed zo, Cor-Jacques’je!’ sliste zijn manager. Hij sloeg hem bemoedigend op zijn schouder en liep lachend de kantine uit.

IV
Cor-Jacques’je. Kortjakje. Al op de peuterschool was het pesten begonnen. Eerst was er alleen dat liedje. In de loop der jaren werd daar creatief op gevarieerd. Op doordeweekse dagen riepen ze hem na: ‘Ik dacht dat je ziek was!’

En op zondag: ‘Moet jij niet in de kerk zitten?’

V
In de winter dat Evert van Benthem voor het tweede jaar op rij de Elfstedentocht won en Cor-Jacques er voor het tweede jaar op rij niet in slaagde vwo 4 af te ronden, werd hij op een woensdagmiddag opgewacht op het schoolplein. Ten overstaan van honderden scholieren hielden twee jongens hem in een stevige greep, terwijl een derde met een schaar de onderste dertig centimeter van zijn nieuwe winterjas afknipte, die hij van zijn ouders voor Sinterklaas had gehad.

‘Zo,’ zei de jongen met de schaar toen het karwei geklaard was. ‘Nu heb je tenminste een jakje dat bij je naam past.’

Het drietal kwam er met vier vrijdagen nablijven vanaf. Onlangs had Cor-Jacques het brein achter ‘de aanslag’, zoals hij het akkefietje op het schoolplein steevast noemde, op de televisie gezien. Steven Kikker bleek woordvoerder te zijn geworden van het gemeentelijk vervoersbedrijf van Amsterdam. De ontdekking vervulde Cor-Jacques met afgunst en treurnis. Waar zou hij zelf terechtgekomen zijn met zo’n naam?

VI
In de tweede helft van zijn shift verkocht Cor-Jacques zeven proefabonnementen. Het was meer geluk dan wijsheid, dat wist hij zelf ook wel. Sommige kamelen waren nu eenmaal niet te houden, die kochten zelfs van hem een zak zand.

Buiten was het zwoel. Cor-Jacques liep langs volle terrasjes, waarop mooie jonge mensen rosé en witbier dronken. De gezelligheid die in de lucht hing sloeg als vanzelf over op Cor-Jacques, die spontaan begon te fluiten. Hij vloekte toen hij merkte welk liedje het was. Gingen mijn ouders maar dood, dacht hij. Hoewel hij nog maar zelden contact met ze had, vond hij dat hij het niet kon maken zijn naam te laten veranderen zolang zij nog in leven waren.

Thuis keek hij op zijn telefoon. Niemand had hem gebeld en hij had ook geen sms’jes gekregen.
Hij ging op zijn bank zitten en zette de televisie aan. Het ging over de schietpartij. Het slachtoffer bleek een bekende van de politie. Een dakloze die talloze malen had vastgezeten voor kleine vergrijpen. De nieuwslezer sprak zijn naam met respect uit. Jan Wolkers. Net als de schrijver.

Cor-Jacques schakelde over naar een andere zender, waar een natuurdocumentaire over woestijnmieren werd vertoond. Het bleken allerijverigste beestjes, dag en nacht in de weer om hun burcht te vervolmaken. Cor-Jacques zakte iets verder onderuit. Nog voor het eerste reclameblok viel hij in een diepe slaap.

Aldus voorgelezen op zondag 21 december 2014 als onderdeel van Voorleesclub De Zwoegende Boezems in café ‘t Blauwhooft in Amsterdam.